schok, rond 1985 was het aantal broedparen weer
tot ca. 5000-7000 paar gestegen in het Nederlandse
deel van het Waddengebied (SOVON 1987).
De Nederlandse Eidereenden zijn overwegend
standvogel en broeden bij voorkeur in koloniever-
band. Het is echter niet ongewoon dat in Neder
land geboren o* cc zich later vestigen in het
Oostzee-gebied en omgekeerd. De in Nederland
geboren 9 9 zijn honkvast (SOVON 1987). Eider
eenden hebben een weinig specifieke nestplaats-
keuze; de nesten worden zowel in open terrein als
onder dicht struikgewas, zelfs in opgaand bos ge
vonden.
De Eidereend rond Schouwen-Duiveland
Al sinds de eerste helft van deze eeuw is de soort
vermoedelijk een jaargast (Sluijter 1986 in Werk
groep Avifauna Natuur- en Vogelwacht Schou
wen-Duiveland). Vanaf de jaren vijftig wordt dui
delijk dat de Eidereend in sterk wisselende
aantallen aanwezig is. De maandelijkse watervo
geltellingen in het Deltagebied (Meininger, Baptist
Slob 1985) bevestigen deze status.
De meeste Eidereenden houden zich op in de
Voordelta, met name in het noordelijk deel. Ook
in de Oosterscheldemonding rond de platen wor
den regelmatig noemenswaardige aantallen gezien.
Uit de gegevens blijkt dat in het broedseizoen
maximaal enige honderden Eidereenden in de
Voordelta en Oosterschelde verblijven (Meininger
Baptist 1984).
Opmerkelijk is de - tijdelijke? - toename van over-
zomerende exemplaren aan de zeezijde van de
Brouwersdam. Systematische tellingen van Berre-
voets (1986) toonden in 1985 een stijging van ca.
450 ex. begin juni tot 700 ex. eind juni. Het betrof
hier voornamelijk onvolwassen vogels. Mede op
grond van deze toename wordt in de Avifauna van
Schouwen-Duiveland met een voorzichtig woord
over een mogelijke toekomstige broedstatus ge
sproken. Dat het tot dat moment nog niet tot
broedgevallen was gekomen wordt geweten aan het
ontbreken van rustige kustgedeelten en het geringe
percentage volwassen vogels onder de overzo-
meraars.
Conclusie
Dit broedgeval geeft de Eidereend op en rond
Schouwen-Duiveland de status van incidentele
broedvogel. De komende jaren zullen moeten uit
wijzen of meerdere broedgevallen mogelijk zijn.
Rijkswaterstaat heeft met het voor het publiek af
sluiten van een gedeelte van het eiland Neeltje
Jans de enig juiste beslissing genomen. Zo ont
staan er - naar west-Nederlandse begrippen - rusti
ge kustgedeelten die thans erg schaars zijn. Ook
andere soorten profiteren van deze rust; jaarlijks
overzomeren er enkele Middelste Zaagbekken en
broeden er Dwergsterns, Visdieven, Bontbek- en
Strandplevieren.
Het is van harte te hopen dat de met groot enthou
siasme ontvangen plannen van de Vereniging tot
behoud van Natuurmonumenten in Nederland en
de Stichting Het Zeeuws Landschap doorgang
kunnen vinden. Naast de zeer belangrijke eduka-
tieve waarde heeft Neeltje Jans een zeker niet min
der belangrijke (potentiële) ornithologische
waarde.
Literatuur
BAPTIST, H. J. M. P. L. MEININGER 1984. Orni
thologische verkenningen van de Voordelta in Zuidwest-
Nederland. 1975-1983. Rijkswaterstaat Deltadienst afd.
Milieuonderzoek, nota DDMI-83.19. Middelburg.
BERREVOETS, C. M. 1986. Grote aantallen overzQme-
rende Eidereenden Somateria mollissima voor de Brou
wersdam in 1985. Zeelieven 2:6.
CRAMP, S. K. E. L. SIMMONS (eds.) 1977. The
Birds of the Western Palearctic, vol. 1. Oxford.
MEININGER, P. L„ H. J. M. BAPTIST G. J. H.
SLOB 1984. Vogeltellingen in het Deltagebied. Rapport
RWS/SBB Middelburg/Goes.
SOVON 1987. Atlas van de Nederlandse Vogels.
Arnhem.
TEIXEIRA, R. M. (red.). 1979. Atlas van de Nederland
se broedvogels. 's-Graveland.
VERENIGING TOT BEHOUD VAN NATUURMO
NUMENTEN IN NEDERLAND DE STICHTING
HET ZEEUWSE LANDSCHAP 1987. Natuurontwik
keling en Natuurrecreatie op Neeltje Jans.
WERKGROEP AVIFAUNA NATUUR- EN VOGEL
WACHT SCHOUWEN-DUIVELAND 1986. De Vogels
van Schouwen-Duiveland. Zierikzee.
51