Interessant zijn de gegevens die verkregen werden met het ringen van zowel adulte (broed)vogels en jongen. Oude vogels werden op het nest gevangen met inloopkooitjes of met mistnetten bij hoogwa- tervluchtplaatsen. De gegevens - vooral van Strandplevier en Dwergstern zijn er nog al veel - geven enig inzicht hoe plaatstrouw deze soorten zijn en waar de vogels vandaan komen die zich op nieuwe plaatsen vestigen. Voor Dwergsterns zijn er meer gegevens die niet in dit rapport staan omdat ze al eerder gepubliceerd werden (2). Naast verhui zingen van broedvogels (Dwergsterns) naar nabij gelegen kolonies bijvoorbeeld: Van Neeltje Jans in 1985 naar Grevelingendam 1987 of van Philips- dam 1986 naar Grevelingendam 1987, werd een aantal verplaatsingen over grote afstand vastge steld, zoals broedvogels uit Engeland die enkele jaren later in het Deltagebied tot broeden kwa men. In 1987 werden alleen verplaatsingen over korte afstanden - binnen het Deltagebied - van de ze soort vastgesteld. Bij de overige soorten zijn er over het algemeen nog te weinig gegevens om ver antwoorde conclusies te trekken. Wel lijkt bij alle onderzochte soorten een zekere mate van plaatstrouw te bestaan als de plaats tenminste ge schikt blijft of wanneer er vlakbij geen beter plek je is ontstaan. Jonge Kluten en Dwergsterns werden tevens van kleurringen voorzien. Dat leverde een aardig beeld op van de verplaatsingen van deze vogels na het broedseizoen. Veel jonge Kluten bleken begin augustus in de Oostvaardersplassen te vertoeven, waarnemingen van latere data komen weer uit het Deltagebied. Het broeden van 2 kj vogels kon aan de hand van deze kleurringen, in het jaar daarop, niet worden vastgesteld. Verplaatsingen van in broedseizoen 1986 gemerkte jonge Kluten in najaar 1986. Ringplaatsen zijn gearceerd. Het onderzoek is nog lang niet afgerond. Zo'n tus sentijdse rapportage geeft de leemten in de kennis van deze vogels aan en signaleert bovendien dat wanneer we broedvogels als Dwergsterns en Strandplevieren in het Deltagebied willen houden er met het beheer van bestaande en potentiële broedterreinen ernst gemaakt zal moeten worden. C. de Kraker Eerdere publicaties over dit onderwerp 1. MEININGER, P. L. 1986. Kluut Recurviroslra avo- setta, plevieren Charadrius en sterns Sterna als broedvogels in het Deltagebied in 1979-05. Limosa 59: 1-14. 2. MEININGER, P. L. 1987. Biometrie, rui en her komst van Dwergsterns Sterna albifrons in het Delta gebied. Limosa 60: 75-83. Oo»t> 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1988 | | pagina 45