Bij de eerste inventarisatieronde op 7 mei werd 1 exemplaar waargenomen dat hier in de buurt stil aan de oever zat en bij het op korte afstand passe ren niet opvloog. Tijdens een volgend bezoek op 21 mei werd geen enkel exemplaar gezien. Toen we voor de derde keer, op 4 juni, het terrein bezochten vloog er een Bonte Strandloper rond die behoor lijk alarmeerde. Een tweede exemplaar werd niet gezien. Op 12 juni werd er al vlug gealarmeerd en vloog de Bonte Strandloper zo'n 400 meter met ons mee. Na 'n minuut of twintig - wij liepen zig-zag door het terrein om zilvermeeuwlegsels op te sporen - was er ook een tweede exemplaar (het vrouwtje) dat eveneens alarmeerde. Beiden vertoonden nu afleidingsgedrag, ze liepen hierbij voor ons uit, vlogen op, kwamen dan weer terug om bij ons in de buurt weer te landen. Wij concludeerden hier uit dat de vogels kleine jongen hadden of eieren die op uitkomen stonden. We hebben daar toen niet intensief naar gezocht omdat we ervan over tuigd waren dat het hier een overduidelijk broed- geval betrof, temeer omdat ze vorig jaar op deze plaats ook met jongen waren gezien. Een maand later werd geen Bonte Strandloper meer gezien, mogelijk waren de ouders met hun vliegvlugge jongen vertrokken naar elders. Het alarmeringsgedrag was dit jaar bijzonder op vallend. Vorig jaar werden de vogels niet opge merkt voordat ze met kleine jongen zaten en je er toevallig over struikelde, nu kwam het mannetje aangenomen dat het een o* was vanwege zang) al zowat een 'A km van tevoren rond je vliegen. Hierbij nog een korte beschrijving van dat alarme ringsgedrag wat grappig en fascinerend was om te zien. /'A' Al, tri-tri-tri geluidjes makend vloog de Bonte Strandloper om ons heen, van de een naar de an der - wij liepen op wisselende afstand van elkaar (max. 75 m). De vlucht varieerde nogal in de hoogte. Regelmatig zeilde het vogeltje al fladde rend omlaag of wat ook herhaaldelijk voorkwam: het bleef 40 a 50 seconden stil in de lucht hangen met laag gehouden trillende vleugels waarbij een fijn hoog trillertje geproduceerd werd. Dat fladde ren in combinatie met het geluid deed sterk aan een Veldleeuwerik denken. Zulk gedrag wordt el ders als baltsgedrag beschreven, in dit geval be hoorde het duidelijk bij het alarmeringsgedrag dat tot op een paar meter van ons vandaan, vertoond werd. Literatuur VAN DIJK, K. en N. BEEMSTER, 1988. Tweede zekere broedgeval van de Bonte Strandloper Calidris alpina in het Lauwersmeer. Limosa 61: 42. DE KRAKER, C. en F. PRAK. Hompelvoetverslag 1986. Rapport SBB, Goes. DE KRAKER, C en M. P. BRONS. Hompelvoetverslag 1987. Rapport SBB, Goes. TEIXEIRA, M. 1979. Atlas van Nederlandse broedvo- gels. 's-Graveland. VOGELWERKGROEP AVIFAUNA WEST-NEDER LAND, 1981. Randstad en broedvogels, Tilburg. Bonte Strandloper in win- terkleed. Foto: Henk Harm- sen. 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1988 | | pagina 33