De grote daling van de landelijke broedvogelstand
begon ruim voor 1964. Met een bestand van min
der dan 100 paar werd eind zestiger jaren het diep
tepunt bereikt. Ook toen had de Bruine Kieken
dief het noordelijke Deltagebied als broedvogel
niet prijsgegeven, maar het bestand beliep nog
slechts enkele paren (Ouweneel 1978). 's Winters
ontbrak de Bruine Kiekendief toen nagenoeg of
geheel. Tijdens de tenminste wekelijkse excursies
die de auteur de hier behandelde periode door het
studiegebied maakte, werden gedurende vier win
ters (1964-65, 1968-69, 1970-71 en 1974-75) geheel
geen Bruine Kiekendieven gezien. In de andere
winters varieerde het aantal waarnemingen tussen
één geval en maximaal vijf (alleen in 1972-73 en
1975-76), waarbij aan het einde van het beschreven
tijdvak de Korendijkse Slikken en vooral de
Scheelhoek naar voren kwamen als min of meer
regelmatig gebruikte winterkwartieren. Exceptio
neel barre winters kwamen in de behandelde pe
riode niet voor; verschillende winters waren op
merkelijk mild.
Situatie na 1976-77
Evenals Zijlstra in de Flevopolders constateerde,
zien we ook in het Noordelijk Deltagebied de
Bruine Kiekendief vanaf winter 1976-77 als win
tervogel plotseling scherp in aantal toenemen.
Nam ik in 1975-76 in de maanden november tot en
met februari vijf Bruine Kiekendieven waar, in
1976-77 waren dit er bij een gelijke excursiefre
quentie 24, exclusief de Biesbosch. Typisch is dat
na 1976-77 de waarnemingsintensiteit gedurende
een reeks winters weer wat lager uitkwam, zij het
op een veel hoger niveau dan in de periode 1964-
76. Spreiding en locatie van de waarnemingen zijn
zodanig, dat vaststaat dat de Bruine Kiekendief
overwintert: Scheelhoek en Spuimondgebied zijn
duidelijk de centra met verder een concentratie
van waarnemingen op de Kwade Hoek, de Blanke
Slikken op Tiengemeten en op de spuitgebieden
nabij Moerdijk. Echter pas vanaf 1983-84, met in
totaal 40 Bruine Kiekendief-waarnemingen in de
periode november tot en met februari komt - naar
mijn gevoel - de waarnemingsintensiteit te liggen
op het winterniveau van, ruwweg, omstreeks 1955.
De gehele winter door scoorden de excursies rond
het Haringvliet vier, op 7 januari zelfs zes Bruine
Kiekendieven, een beeld dat ook in 1984-85 en
1985-86 overeind blijft. Beide laatste winters, en
ook 1986-87, boden streng en langdurig winter
weer. Volgens de Vogelwerkgroep G-0 overwinter
den op Goeree-Overflakkee in 1984-85 4-7 Bruine
Kiekendieven. Met inbegrip van de 5-7 in de Bies
bosch overwinterende vogels (Vwg. Biesbosch
27