Tabel 1. Aantallen broedvogels van kluut, plevieren, meeuwen en sterns op Schouwen-Duiveland.* Schouwen-Duiveland Kluut Bontbek Kl.plev. Str.plev. Stormm. Zilverm. KI.mant. Kokm. Visdief N.st. Dwergsl. werkeil. Roggenplaat 27 400 47 8 werkeil. Neeltje Jans 7-8 10-12 25-30 1000-1250 40-50 68-71 werkeil. Noordland 1 4 7 12 13-15 „terr. de Jonge" duin 8-10 duingebied (50-60) 7000-7500 2500-3000 Westenschouwense inl. 11-12 2 7 inlaagje Burghsluis 2 Koudekerkse inlagen 61 3 185 12 Schelphoek builend. 2 1 Fl/Wev. en Prunjepl. 36 6 2 338 52 Suzanna inl. karrev. 19 2 6-7 4 Cauwers inl. karrev. 9 400-500 80 Levensstrijd 6 3 inlaag Haven kanaal 6 3 15 Zuidhoekinlagen 15 6-8 4-5 12 10-12 6-8 Ouwerkerkse inlagen 12 4 1180 85 3 Spuikom Viane 5 Maire Oosterland 1 1 Naterskr., Zonnem. 2 Dijkwater 4 2 97 3 Steenzwaan 7 4 2 6 Kakkersweel 4 Karrev. Scharendijke (5) 0) Weeltje Noordgouwe 0-1 10-30 Geule 1 Uit: Verslag van Peter Meininger over „Enkele soorten broedvogels in hel Deltagebied in 1987". In 1987 werd voor het eerst gebroed (1-2 paar) in het Slotbos Haamstede. Met de tweede soort gaat het minder goed, de Tapijt lijkt langzaam in aantal achteruit te gaan. Daar staat tegenover dat steeds vaker broedgevallen van buiten het duingebied vermeld worden, in 1987 3 paar in de Weeversin laag, 1 paar in de Prunje, 2 paar in resp. Dijkwater en Kreken Ouwerkerk en enkele paren rond Bouw- mansweg en Armenhoekseweg bij Haamstede. De Grauwe Klauwier is zeker aan het verdwijnen uit de duinen en het ziet er ook niet naar uit dat de soort elders op het eiland een „come back" zal maken. Voor het eerst sinds vele jaren broedde de soort niet in het Zeepe, zodat het Terrein De Jonge nu het laatste toevluchtsoord is geworden. Hier kwam een paartje tot broeden. Dat Terrein De Jonge is trouwens toch al een zeer waardevol broedgebied voor veel duinvogels. In 1987 werd naast die Grauwe Klauwier ook het voorkomen van Paapje (2 paar) en Roodborsttapuit (1 paar) vastgesteld. Van het Paapje broedde verder alleen een paar in het Zeepe, van de Roodborsttapijt wer den nog 1-2 paar op de grens van de Boswachterij en het groene duin vastgesteld. Op een aantal plaatsen werden beide soorten wel als doortrekker vastgesteld, maar kwam het niet tot een broedge- val. Dit gaat ook op voor de Fluiter, die o.a. gesig naleerd werd in Scharendijke, Noordwelle en bij het Watergat. Alleen op de bekende plaats, het Slotbos werden echter 3-5 territoria vastgesteld. Op de werkeilanden in de Oosterscheldemonding broeden nog niet veel zangvogels. Wel kwam op Neeltje Jans voor de derde keer een broedgeval van de Rouwkwikstaart voor. Tot slot nog een paar opvallende zangvogel-zaken uit de polder. Voor het eerst na 1953 werd een ter ritorium van de Boomkruiper vastgesteld, en wel op Heesterlust te Schuddebeurs. In het riet rond de Ouwerkerkse Kreken werd enige malen een Grote Karekiet gehoord. Het is echter niet waar schijnlijk dat de soort ook gebroed heeft. De in het bos rond deze kreken waargenomen Goudvink deed dit vermoedelijk wel. Dank Dankzij de volgende personen die in 1987 het veldwerk hebben verricht kon dit verslag geschreven worden: A. van Berchum, C. Berrevoets, J. Beijersbergen, C. van de Brugh, P. van Dalsen, J. Everaers, J. van Felius, M. van 't Hof, G. Janse, A. Joppe, C. de Kraker, K. Leef- tink, R. van Loo, P. L. Meininger, H. Ravensteijn, H. Rikhof, F. de Rooij, F. Schenk, G. Slob, T. Sluijter, J. W. Vergeer, H. Walraven. 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1988 | | pagina 19