Grauwe Ganzen; bleven ook na de afsluiting ean liet Har Henk Harmsen. •-> y is opmerkelijk. De Bergeend ruit tussen bjgin-juli en half-oktober, waarbij de vogel 25-31'dagëfi Het vliegvermogen mist; bekend is natuurlijk het ge concentreerd ruien van Bergeenden in de Duitse Bocht. In 1983 ruiden op de Ventjagersplaat 1500 Bergeenden, in 1986 475 en in 1987 950 stuks. Ge gevens over 1984 en 1985 bezit ik helaas niet. De in tabel 2 opgevoerde aantallen hebben deels be trekking op de in de loop van juli voor een deel wegtrekkende zomerconcentratie. Een afzonderlij ke publicatie over de ruiende Bergeenden op de Ventjagersplaat is in voorbereiding. Grauwe Gans. De slagpenrui valt voor de Grauwe Gans tussen half-mei en half-augustus waarbij de vogels ca. een maand het zonder vliegvermogen moet stellen. Het ruigebeuren voor Grauwe Gan zen op de Ventjagersplaat speelt zich hoofdzake lijk af in juni. Dan zijn 's morgens vroeg, lange rijen Grauwe Ganzen te zien die zich zwemmend vanaf de Gorzen van De Ezel - waar ze 's nachts hebben gefourageerd - naar de Ventjagersplaat be geven. Nadat in 1969 1100 Grauwe Ganzen op de Ventjagersplaat ruiden, slonk dit aantal nadien snel tot een niveau van rond de honderd vogels. Het in 1987 ruiende aantal van 250 Grauwe Gan zen is over een lange reeks van jaren een record. Knobbelzwaan. Ook deze soort ruit alle slagpen nen tegelijk en moet het niet minder dan 6-8 we ken zonder vliegvermogen stellen. Eerst in de loop van de zeventiger jaren kreeg de zomerconcentra tie Knobbelzwanen de huidige omvang. De ruien de vogels verblijven op en rond de eigenlijke plaat en in de buurt van de lange strekdam. Een van de zaken die mij nog bezighoudt, betreft het voedsel van de ruiende zwanen. Geen aanwijzing werd ver kregen dat ze 's avonds op omliggende buitendijk se grasgorzen komen fourageren. -- - 11 i O ilN. lifc" ingvliebhun ruigebiéd-bij tic* Ventjagersplaat trouw. Foto: f - t Conclusies en toekomst ft t Dat o.a. Grauwe Gans en Bergeend, twee soorten die geen geringe eisen stellen aan hun ruigebied, de Ventjagersplaat anno 1987 geschikt vinden om hun vleugelrui door te brengen, moge illustratief geacht worden voor de kwaliteit van de geboden omstandigheden. Nu zeventien jaar na de Haring- vlietsluiting een zekere stabilisatie in het milieu is bereikt, zal de huidige structuur van de plaat wel gehandhaafd blijven. Waakzaamheid is geboden of externe factoren het ruigebeuren niet gaan ver storen. Een absoluut verbod met toezicht op nale ving op alle vormen van watersport is een vereiste. De vegetatiestrook langs de noordzijde van de ver- keersdam vormt een rust bevorderende afscher ming. Zo'n afscherming zal moeten blijven, want willen wij ruiende zwanen, ganzen en eenden op de Ventjagersplaat houden dan is rust van cruciaal belang. Literatuur LEBRET, T. 1971. Waarnemingen van zwemeenden (Anatinae) in vleugelrui in het getijmilieu van Biesbosch-Hollandsch Diep-Haringvlietgebied. Limosa 44: 29-44. OUWENEEL, G. L. 1976. Overzomerende en ruiende Bergeenden (Tadorna tadorna) in het Haringvliet. Limo sa 49: 115-122. OUWENEEL, G. L. 1978. De in Nederland ruiende Grauwe Ganzen (Anser anserWatervogels 3: 122-126. ZOMERDIJK, P. J. 1976. De betekenis van het IJssel- meer in de jaarcylus van de Kuifeend (Aythya fuligula). Watervogels 2: 27-38. ZWARTS, L. 1974. Vogels van het brakke getij-gebied. Ecologische onderzoekingen op de Ventjagersplaten. Amsterdam. 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1988 | | pagina 11