tanicus als Weevers, die Goeree in de periode 1920-1940 volledig onder zocht, heeft gemist. Wat Weevers was voor Goeree, was Vijverberg voor Schouwen; jammer genoeg zag Vijverberg alleen maar wat in vogels, waar door van hem weinig nieuws. Voor het eind van de vorige en het begin van deze eeuw moeten we het hebben van de excursieverslagen in het Nederlands Kruidkundig Archief van mensen als Lako, Kloos en Sloff. In de periode 1930-1940 zijn er veel NJN-aktiviteiten op Schouwen, die weliswaar geen verslagen van ge richt botanisch onderzoek opleveren maar wel wat gegevens. Bovendien hebben we de waarnemingen uit die periode kunnen aanvullen door een ge sprek met twee oudere Schouwse floristen die vele jaren hun eigen stek hadden in de duinen: J.P.C. Boot in het Zeepe en Jac. Viergever in de Verklikker. In 1960 hield het vroegere R.I.V.O.N. zijn biologen-werk kamp op Schouwen en dit leverde voor enkele gedeelten van de duinen het eerste vegetatiekundig onderzoek op. Tenslotte is in de afgelopen jaren vegetatiekundig onderzoek gedaan door R.J. de Boer en zijn studenten, vervolgd door provinciale waterstaat in Zeeland. Van de valleien in Meeuwen-, Zeepe- en Verklikkersduinen zijn recentelijk vegetatiekarte- ringen beschikbaar gekomen. Provinciale waterstaat verricht in samen werking met het Staatsbosbeheer sinds 1978 langlopend duinvallei-onder zoek door het jaarlijks opnemen van series vaste proefvlakken in boven genoemde duingebieden. Het onderzoek wordt verricht in het kader van de begeleiding van de introduktie van Haringvlietwater in de duinen weste lijk van de Blinkert. Dat maakt het ons ten dele mogelijk de veranderin gen die in de plantengroei van de duinen zijn opgetreden voor een aantal kwetsbare soorten te kwalificeren. De aard van de historische gegevens legt ons flinke beperkingen op bij het maken van een overzicht van het voorkomen van plantensoorten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1983 | | pagina 10