se flora organiseren en kijken of er in soortensamenstelling verschillen tussen de buitenplaatsen bestaan. Tenslotte behoren bij de voorjaarsplanten ook nog de winterannuellen ge noemd te worden. Dit zijn planten die in de herfst of in de loop van de winter kiemen, in het vroege voorjaar bloeien en voor de zomermaanden weer afsterven. Voor deze soorten is de zomer het ongunstige jaargetijde. Ze komen vooral voor op droge, warme standplaatsen, bijvoorbeeld zandige zuidhellingen of bermen, die des zomers sterk uitdrogen. Tot de winteran nuellen behoren onder andere Kleine Veldkers en VroegelingVroegeling komt plaatselijk massaal in bermen voor. Deze kleine Kruisbloemachtige legt in het voorjaar' een witte waas over de bermen van de Grevelingen- dam. G.J.C. Buth Geraadpleegde literatuur: V. Westhoff, P.A. Bakker, C.G. van Leeuwen en E.E. van der Voo, 1970. Wilde Planten I, Natuurmonumenten, 's-Gravenland Iknktj mr 1980 van, de vthkmba&K "hldmlam Ook dit jaar werden we opgeschrikt door een zeer onaangename gebeurtenis. In november werden er 6 Japanse mistnetten en 5 paar erbij behorende stokken gestolen met een totale waarde van 250, Deze netten zijn 6 m lang en ongeveer 2 m hoog, van zeer dun zwart garen gemaakt en staan uitgespannen tussen twee, van ijzeren punten voorziene, bamboestokken van m. De bedoeling van dit vangmiddel is vooral zangertjes te vangen, die niet of nauwelijks op lokvogels reageren. Daartoe worden ze tussen of tegen struikgewas uitgezet. Ziet u twee opstaande stokken met daartussen een nauwelijks zichtbaar fijn net, waarschuw dan even de politie. Vermoede lijk zijn de netten ontvreemd om er tersluiks vogels mee te vangen voor de kooi. Hoewel het in het algemeen voor ons een matig seizoen was, zijn er toch weer enkele leuke dingen te vermelden. Op 26 oktober vingen we twee bijzonderheden: 1. een witkopgors. Het betrof hier een jong Sinds 1968 hadden we er geen meer gevangen. Dit was de vijfde in de geschiedenis van de baan. 2. een bladkoninkje. Deze soort hadden we nog nooit gevangen of waarge nomen. Vermoedelijk is het ook de eerste voor Schouwen. Beide vogels zijn Siberische dwaalgasten, die niet erg opvallend zijn. Een soort, die we ook nog nooit op de baan hebben gevangen was een kie vit, die nog even een wormpje kwam pikken voor de oversteek en daarbij toevallig op een net kwam fourageren. Enkele notities uit het vinkenbaandagboek 7 sept. 1 ortolaan naast het net 20 sept. 1 kramsvogel en 1 grote lijster 27 sept. veel trek van vinken, ook al kepen, sijzen en barmsijzen 12 okt. zeer sterke trek van lijsterachtigen o.a. 1 beflijster 22 okt. zeer sterke vinkentrek. Voorzichtig geschat kwamen we die morgen op meer dan 10.000 vinken 26 okt. zware spreeuwentrek 72

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1981 | | pagina 14