§/\aMvlV\MGE PLATEN! 87 Op zaterdag 11 augustus 1979 verzamelden zich een twintigtal leden van de Vogelwacht in de stromende regen bij De Val om op excursie te gaan. Enkelen hadden zelfs afgebeld i.v.m. het weer, maar kregen toch ongelijk: om ongeveer 10 uur begon een mooie, echt Zeeuwse dag met wind, zon en stapelwolken boven een wijdse Westerscheldemonding Vanuit Breskens voeren we, gesterkt met de leden van Het Duumpje uit West-Zeeuws-Vlaanderenmet het garnalenbootje D 25 over het Vaarwater langs Hoofdplaat naar de Hooge Platen. Deze Hooge Platen, bijna 2.000 hectaren groot, zijn voor een belang rijk deel in het beheer bij Het Zeeuwse Landschap en een rubber boot van de bewaker bracht ons in kleine groepjes aan wal. In de hier ongeveer 5 km brede monding van de Westerschelde hebben zand, slib en water een boeiend landschap opgebouwd. De Schelde heeft een afvoer van 2^ miljoen m3 "zoet" water en met elk tij komt 1 miljard m3 zeewater naar binnen. Deze enorme hoe veelheid wordt veroorzaakt door opstuwing van de vloed in het zui delijk deel van de Noordzee, dat immers smal toeloopt. De vloed stijgt wel 1 m per uur. Het hoogste zandige deel van de Hooge Platen ligt 2.70 m N.A.P. en blijft bij gemiddeld hoogwater- van 1.95 m N.A.P. voor een deel droog. Bij springvloed komt bij Vlissingen het water tot 2.37 m N.A.P. en met opwaaiing komt daar gemakkelijk nog een halve meter bij, zodat de plaat geheel onder gaat, iets dat bij stormvloed ook gebeurt Terwille van broedende Dwergsterns zijn op dit hoogste gedeelte be heersmaatregelen genomen in de vorm van een ringdijkje van zand zakken dat bij hoge vloeden de kolonie beschermt. In dit vrijwel volkomen natuurlandschap vond ik dit menselijk ingrijpen niet fraai, maar wel begrijpend. Uit vroeger jaren zagen we ook rijshout scher men met aanplant van biestarwegras die duinvorming moesten bevorde ren V/e moeten ons overigens realiseren dat juist bij hoge vloeden de platen nieuw sediment ontvangen, die het geheel ophogen. Vooral ten oosten van dit zandig gedeelte, iets luwer gelegen, zijn uitgestrek te slikvelden waar slib bezinkt en dat het belangrijkste fourageer- gebied voor de vogels is. Plaatselijk staan wat pollen engels slijk- gras. Helemaal aan de oostzijde is een schorretje, maar zover zijn wij niet gekomen. Om de zandplaat lopen diepe geulen en die hebben gezorgd voor een andere bijzonderheid die we op de zandplaten in de Oosterschelde niet of nauwelijks kennen: fossielen!

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1979 | | pagina 23