In het vroege voorjaar, half Maart -April begint ie kievit (hij) reeds als eerste kuiltjes te draaien en het wijfje gaat over tot eiafzetting en broeden. 3r werden door mij tussen 26 Maart en 5 April 11 nesten gevonden met in. totaal 53 eieren. "'an deze 21 nesten bevonden er zich slechts 5 in :e wintertarwe, de rest - in totaal 16 nesten - lagen in nog niet bewerkte landbouwgrond. leze laatste nesten zouden onherroepelijk verloren gaan, tengevolge van grondbewerking. Ir werd een ^poging ondernomen, door het wegnemen _an de eieren, de kievit te bewegen zich te "erplaatsen naar aangrenzende'wintertarwe Ik meen te mogen zeggen, dat dit in 6 gevallen lukte. In totaal had ik zodoende 11 volle nesten .elocaliseerd. Nesten, die dus min of meer op eilig terrein lagen. Vel is het noodzakelijk de nesten te voorzien van ten duidelijk merkteken (stokje van m .lengte, geplaatst op 1 m. afstand van het nest). leer belangrijk is de medewerking van de grond gebruikers. De betrokkenen dienen gewezen te worden :p de betekenig van de geplaatste merktekensn -n de bedoeling daarvan. Immers de percelen tarwe worden ook nog bloot gesteld aan bewerking (kunstmest strooien, soms uitdunning d.m.v. een eg, onkruidbestrijding) Ie nesten werden door mij gedurende de broed- geriode regelmatig gecontroleerd en tot mijn "oldoening kan ik meedelen, dat op één uitzondering r.a, alle nesten volledig zijn uitgelopen. Ie jonge vogeltjes werden nadien vaak gezien in de halfdroge sloten, ijverig zoekend naar voedsel. Het ouderpaar op de slootkant, de omgeving verkennend. Bij het minste gevaar in de aanval. Met dank voor de medewerking van de heren boeren. 74/74 W. Terpstra Brouwershaven.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1974 | | pagina 78