Als neveninkomen bedreef de kooiker/jachtopziener de konij nenjacht. De buit werd regelmatig door van der Giezen per ezelskar afgehaald. Deze zorgde ook voor verdere doorzen ding van het wild naar Holland. Van der Giozen dreef te Haamstede een kruidenierswinkel, die hij bij zijn vertrek naar Noord-Amerika in 1905 overdeed aan Lodewijk (Lo) Beuzenberg. Vermoedelijk werd toen ook voornoemde van der Giezen als ei genaar opgevolgd door de heer van der Lec de Clercq. Feit is dat deze de jacht in de Rijksduinen bedreef en in de jachttijd met zijn medejagers (o-m. de heer Regout van de bekende aardewerkfabriek te Maastricht) in het kooihuis de lunch gebruikte. In 1916 vertrok het gezin Rosmolen naar de kooi te Renes- se. De kooi in de Nesterselaagte geraakte - mede door ver zanding - in verval. Het kooihuis verschafte tijdens de Eerste Wereldoorlog nog onderdak aan Nederlandse militairen. In de twintiger jaren verdwenen de laatste resten van deze kooi. Een uitgedroogde duinpan waarin nog wat 'riet groeit, bleef over. Omtrent de eeuwwisseling toen de eendenkooien in vol be drijf waren, worden als gemiddelde van sten door de heer Rosmolen te Renesse opgegeven? I200 vilde eenden per sei zoen per kooi. Deze aantallen zijn met de loop der jaren echter sterk ge daald. Met de eendenkooi te Anna Jaccbapolder waren die op Schouwen-Duiveland wel de meest zuidelijk gelogen kooi en in ons land. oktober 1973 Capelweg 16 Renesse. VOGELTJES KEKEN CP SCHOUWEN door M.T.v.d.Bout Begin oktober j.l. vertoefden we een dag of tien op Schou wen voor de najaarstrek. Gedurende de eerste acht dagen was het mooi rustig herfstweer en wellicht hebben de vogels bij zulk weer geen neiging om zuidelijker oorden op te zoeken. Alleen de laatste paar dagen met lagere temperaturen en sterke wind was er aardig wat trek waar te nemen. Deze dagen vielen samen mot het vogeltrekweekend van de K.N.N.V. afd. Gelderland-Zuid. De deelnemers hieraan, waartoe ook wij be hoorden, konden hierdoor op een geslaagde excursie terug zien. 83/73

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1973 | | pagina 85