'JZl&cktu 's in da (mu/it va/i
f^cuwuted& k&mav, dcuvk&nv
cUt maaA eau te/ia^halav
De bewoners van deze boerderijen en de
daarbij behorende knechtshuizen evacueerden
eveneens in februari 1944 met achterlating van
werktuigen en inboedels.
In nummer 100 van Stad en Lande (maart
2001) schreef ik hierover het volgende.
'De gronden van deze boerderijen waren, door
de kreekruggen in dit deel van Duiveland,
zeer wisselend van hoogteligging. Dit had tot
gevolg dat na de inundatie grote delen van
die gronden droog bleven staan en dat de
reeds gezaaide wintertarwe er welig groeide.
De bewoners van de drie boerderijen werden
daarom in april/mei 1944 door de bezetter
bevolen van hun evacuatieadressen terug
te keren. Tezamen met enkele eveneens
teruggekeerde boerenknechten gingen zij de
drooggelegen gronden beboeren. Het drietal
boerengezinnen, de knechten, sommigen
ook met hun naasten, aangevuld met de
gezinnen van de havenmeester van Viane
en de machinist van het stoomgemaal,
vormden vanaf toen een geheel op zichzelf
aangewezen gemeenschap. In totaal ging
het om vierentwintig personen onder wie vijf
kinderen (zie bijgaand kader). Ze leefden dat
jaar in grote saamhorigheid waarbij rangen en
standen vervaagden Ze werkten samen
aan de verzorging van de gewassen en het
binnenhalen van de oogst Al het gemaaide
koren werd opgeslagen in de schuren van
Boerderij "t Is niet anders' in 1940
(foto collectie Jaap Schoof)
de drie boerderijen. Tot dorsen is het echter
nooit gekomen, want in de nacht van 3 op
4 december 1944 werd de gemeenschap
plotseling aangezegd zich binnen enkele uren
reisvaardig te maken en te vertrekken omdat
de zuidkust van Duiveland te gevaarlijk werd
voor bewoning. Op enkele kilometers afstand,
aan de overkant van de Keeten, zaten op het
eiland Tholen immers de geallieerden. De
bezetter vreesde invallen van die kant. Met
alleen het hoognodige gingen de bewoners met
paard en wagen over de deels ongeplaveide
zeedijk naar Zierikzee.'
In Zierikzee was de eerste pleisterplaats de
warme keuken van de boerderij van Cor van
den Hoek aan de Scheepstimmerdijk. Nadat
men daar enigszins op verhaal was gekomen
moest de Viane-groep zich melden in het
voormalige hotel Juliana (thans Albert Heijn) in
de Lange Nobelstraat. Terwijl ze daar wachtten
op de duisternis van de volgende avond om,
wederom over de zeedijk, naar Haamstede te
rijden, werd uit de meegenomen levende have
een varken gestolen.
Paard-en-wagen
In Haamstede was men op de komst voor
bereid omdat die op zondagmorgen in de
kerken was aangekondigd met het verzoek de
evacués onderdak te verlenen. Daardoor stond
die avond laat in Hotel Bom voor elk van de
gezinnen een gastheer te wachten.
Voor ons gezin was dat geen onbekende.
Het toeval wilde namelijk dat enkele weken
daarvoor een groep Westhoekers verplicht
voor de Duitsers met hun paarden-en-wagens
goederen moesten vervoeren naar Zijpe. Op de
terugweg hadden ze 'De Abeelen' uitgekozen
voor een tussenstop. Daar werden ze onthaald
met warme drank en boterhammen met
stroopvet. Bij het afscheid had een van hen,
Daniël van der Wekken, gezegd: 'Mocht je in
de buurt van Haamstede komen, dan kom je
dit maar eens terughalen.' Toen deze Daniël
dus te horen kreeg dat de Viane-groep in
aantocht was, aarzelde hij geen moment: de
familie Van Langeraad was bij hen welkom.
En zo zat ons gezin dus op 4 december
1944, 's avonds laat, bij de warme kachel
van het zeer gastvrije gezin Van der Wekken-
den Boer aan de Lagezoom op Haamstede,