huis en schuur in de atlas van Adriaan de Oude van 1758 in het archief van de ambachtsheerlijk heid Noordgouwe, en het ondervlak ervan sectie E nummer 102 op de kadastrale minuutplan van 1817/1832 versterkt die indruk: Aan de zijde van 't Groentje heeft het huisgedeelte in 1758 drie en in 1817/1832 vier segmenten, waarvan er één iets naar achteren ligt. Mogelijk betreft het een moe derhuis met een vooruitspringende zijkamer aan de oostkant. Van een dergelijk bouwdeel lijkt al ten tijde van de atlas sprake te zijn geweest. Ook het naastgelegen herberggebouw had in die tijd een dergelijk bouwdeel. Het westelijk vooruit springend deel op de kadastrale minuutplan zou een erker kunnen zijn geweest, prettig voor het zicht op de interessante driesprong Donkereweg ten noorden en ten westen en de toenmalige Schuddebeurseweg. Tussen het huis en het her berggebouw lag in 1817/1832 een gebouw dat denkelijk door herbergier Bastiaan Versseput of diens opvolger Bukker was opgetrokken, en in het kadasterjaar 1832 als één geheel met het land huis c.a. werd beschouwd. Volgens de overheid belastbaar met een bedrag van ruim tweeëntwin tig gulden. De gebouwen besloegen met hun erf (samen) drie roeden tweeëntwintig ellen, ofwel om en nabij vierenvijftig vierkante meter. Het bouwwerk van de herbergier kan het tuinhuis zijn geweest dat eind achttiende eeuw door Versseput was gesticht, een paviljoen met ruimte voor de twaalf stoelen die de Noordgouwse wees meesters er destijds zagen staan." in Basters tijd was volgens de atlas van De Oude Grondvlakken van landhuis en schuur van Buyten- sorge in 1817/1832 (links) en van de 'witte huisjes' in Schuddebeurs in 1909 (rechts), op minuutplans van sectie E van de kadastrale gemeente Noordgouwe (Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, van twee naast elkaar gelegen gebouwen nog geen sprake geweest. De schuur aan de achter zijde tegen het landhuis aangebouwd, te zien op de vroegste minuutplan, was aanmerkelijk ver kleind. Volgens het bevolkingsregister van Noordgouwe werden landhuis en schuur vanaf omstreeks 1825 verhuurd aan een arbeidersgezin met inwonende kostganger. Samen met het naastge legen pand. Het zal in de 'Lijst van schattingen en tellingen'14 uit 1833 een van de Schudde- beurse panden in kastelein Bukkers bezit zijn geweest, te weten: De uitspanning met 'woon huis, tuinhuisjes en schuur' huisnummer 73 (de herberg c.a.) en het verhuurde vroegere landhuis van Buytensorge huisnummer 76. Als onderdeel van het herbergcomplex ging het vroegere bui ten over naar diens respectieve opvolgers. Onder herbergier Leendert van Gastel vond, omstreeks 1870, op voormalig Buytensorge afbraak plaats. Aan het bestaan van het oude bui tenhuis zal toen een eind zijn gekomen. De drie oude arbeiderswoningen, in de Noordgouwse raadsnotulen van 25 juni 1948 'de witte huisjes' genoemd, zullen materiaal uit het gesloopte landhuis hebben bevat. Gebruik van sloopmate riaal was toen bij de bouw van eenvoudige bouwwerken op het eiland eerder regel dan uit zondering. De 'witte huisjes' werden omstreeks 1955 afgebroken door de Haagse Stichting tot het Beheeren van Landbouwgronden, die toen eigenares was.15 Op basis van de iets andere ligging van het land huis en het later gestichte huizenrijtje kan wor den gesteld, dat het staande muurwerk van het buitenhuis waarschijnlijk niet in deze arbeiders woningen werd opgenomen. Het rijtje kan wel een combinatie met genoemd buurpand van de herbergier zijn geweest. Het geeft te denken dat het Kadaster aan het meest westelijke huisje van de 'witte huisjes' gedurende zijn bestaan nooit een nummer heeft toegekend; ook het gebouw van de herbergier heeft geen apart kadastraal nummer of huisnummer gedragen.16 Alsof de achtereenvolgende panden in de negentiende eeuw hooguit als opslagplaats kon den worden gebruikt, in de genoemde 'Lijst van schattingen en tellingen' is vastgelegd, dat de gebouwen samen acht vensters en deuren en twee stookplaatsen hadden. Het laatstgenoemd 22

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2012 | | pagina 24