"ZIJNE SLIMHEID KENT GEENE PALEN"
EEN ONDERNEMEND KNAAPJE UIT BROUWERSHAVEN IN DE NEGENTIENDE EEUW
Cornells van Akeloo uit Brouwershaven bleek in
1827 als jochie van veertien heel wat in zijn mars
te hebben. Als hij zijn talenten eerlijk gebruikt zou
hebben, was hij ongetwijfeld een welgesteld man
geworden. Maar door zijn streken kwam hij kort
voor zijn vijftiende al in de problemen. Op zijn ver
jaardag was er allerminst reden tot feestvreugde,
want zijn toekomst zag er op dat moment
bepaald niet rooskleurig uit.
Cornells werd midden in de woelige Franse Tijd op
8 september 1812 in Brouwershaven geboren als
zoon van de dienstmeid Krina van Akeloo. Wie
zijn vader was wist hij niet. De een zei dat hij er
een was van Cornelis Vlaander, de ander beweer
de dat Jan Franse, met wie zijn moeder na het
overlijden van haar eerste man Willem Krijger een
relatie had aangeknoopt, hem had verwekt. Maar
voor hetzelfde geld was hij een nakomeling van
een Franse soldaat, doch dat zullen we wel nooit
meer te weten komen.
Omdat zijn moeder een armoedig bestaan leidde,
kon ze rond zijn veertiende niet meer voor hem
zorgen en schopte hem de deur uit met de mede
deling dat hij zelf zijn kostje maar bij elkaar moest
zien te scharrelen. Tijdens het zwervend bestaan
dat hierop volgde, werkte hij als boerenknecht op
verschillende hofsteden, maar het was steeds van
korte duur. In de tussenliggende perioden zwierf
hij rond over het eiland en haalde kattenkwaad
uit. Maar zijn streken werden van kwaad tot erger,
totdat hij wegens het plegen van een aantal dief
stallen werd opgepakt en overgebracht naar de
gevangenis in Zierikzee.
Twee dagen voor zijn vijftiende schreef vrederech
ter Nicolaas Vetten uit Brouwershaven in een brief
aan de officier van de rechtbank van eerste aanleg
in Zierikzee het volgende:
"Weledelgestrengen heer! Sedert lange heeft den
hier nevens getransporteerden Cornells van
Akeloo hier woonachtig, een zeer liederlijk leven
geleid en guitenstukken uitgevoerd, die de
schranderheid zijner jaren anders verre te boven
gaan, zoo door brood op eens anders naam te
halen, menschen verre woonachtig boodschap
pen te brengen, om bij anderen te komen ter ver
koop of ter ruiling van vee, waarvoor hij dan gel
den en eten afvorderde, en daardoor bovendien
een aantal menschen groote vergeefsche reizen
liet verrigten. Veelmalen heb ik hem wegens zijn
schandelijk gedrag onderhouden en het met
bedreigingen zoeken te verbeteren, dan zulks niet
hebbende kunnen helpen, heb ik getragt hem op
eene andere wijze van zijnen dwaalweg terug te
brengen, zoo door hem op mijne kosten geheel
van nieuwe kleederen te voorzien, als iederen
avond hem bij mij te doen vervoegen en te laten
berigten welke werkzaamheden hij dien dag had
gedaan, en de gelden door hem verdient wel aan
zijne moeder waren bezorgd etc. Zes weken lang
heeft dit goed gegaan, en ik had mij gevleid dat
hij zich werkelijk zoude verbeteren toen het alras
bleek dat zijne geaartheid daarvoor gantsch
onvatbaar is, maar veeleer bestendig geneigd blijft
om van kwaad tot erger te komen."
(Zeeuws Archief, coll. Zelandia lllustrata van
het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen, tekening in gewassen
Oostindische inkt door H. van Dijk)
Een lam, een geit en een bok
Op het eind van juli 1827 werkte Cornelis op de
hofstede van de weduwe van Adriaan van
Schelven. Nadat hij daar was ontslagen, stal hij
een lammetje uit een wei van de schaapherder
Philip Imanse in Kapelle Hiermee ging hij diezelf
de avond naar de melkboer Cornelis Vlaander in
5