hoofd van de vrouw troffen ze zeven wonden
aan, waarschijnlijk veroorzaakt door de klap met
een stomp voorwerp, de duim van haar
rechterhand was verbrijzeld en de nagel ervan
afgeslagen. De schedel van Tonis was ingeslagen
en een gedeelte van de hersenen was hierdoor
naar buiten gekomen.
Zoon Jacob van den Bout herinnerde zich, dat hij
van schipper Hoogenboom in september drie
duizend gulden had ontvangen, die hij zijn
moeder overhandigd had. Het geld zat in verze
gelde en gemerkte zakken en werd bewaard in de
eikenhouten kist, die nu leeg op het erf was aan
getroffen, zodat roof het motief van de moord
moest zijn geweest.
Intussen gonsde het in het dorp van de geruchten
en sommige bewoners wisten al de namen te
noemen van Marinus van Nieuwenhuyzen, zijn
neef Pieter van Nieuwenhuyzen, Jan de Oude en
Huibrecht Kristalijn. Zelfs wist men te vertellen dat
Marinus van Nieuwenhuyzen die morgen naar
Zierikzee was gegaan en daar al zijn schulden had
afgelost.
Marinus van Nieuwenhuyzen was in 1788 in
Brouwershaven geboren. Hij was een zoon van
Roeland van Nieuwenhuyzen en Cornelia Verjaal.
In het begin van het jaar 1814 trouwde hij in
Ellemeet met de 25-jarige Maatje Jansdr.
Pimmelaar, die sind 1812 weduwe was van
Marinus Gast. Uit haar vorig huwelijk bracht ze
drie nog betrekkelijk jonge kinderen mee, waar
over Marinus stiefvader werd. Het gezin woonde
op een hoeve in Ellemeet, gekocht op 14 februari
1816, waar Marinus samen met een aantal
knechts zich voornamelijk bezighield met de
meekrapteelt. Zijn opperknecht was Bartel
Willemsz. en de tweede knecht heette Willem van
de Weele. In juni 1815 werd het gezin uitgebreid
met een dochtertje, dat helaas na twee maanden
kwam te overlijden.
Pieter van Nieuwenhuyzen was in 1788 geboren
in Brouwershaven en was een zoon van Olivier
van Nieuwenhuyzen en Adriana Dubbeldam. Hij
trouwde in 1813 in Nieuwerkerk met Janna
Hubregtse van de Stoipe en ze gingen wonen op
de hoeve Het Klooster te Nieuwerkerk. In sep
tember 1813 werd hun zoon Olivier geboren en
ten tijde van de dubbele moord in Eikerzee was
Janna in verwachting van hun tweede kind, dat
enkele dagen nadien levenloos werd geboren.
Jan Leendertsz. de Oude was 21 jaar en was
geboren in Noordwelle. Hij woonde in 1815 in
Ellemeet en was boerenknecht bij Cornelia van
den Bout, weduwe van Jacob de Jonge. De in
Brijdorpe geboren Huibrecht Bartelsz. Kristalijn
was 46 jaar, woonde eveneens in Ellemeet en was
boerenknecht bij Leendert Johanisse.
Om zeven uur ging het onderzoeksteam voor
nader overleg naar het Dorpshuis in Scharendijke.
Daar werden hun bevindingen uitgewisseld en
genoteerd en vervolgens besloot men nog
diezelfde avond om Marinus en Pieter van
Nieuwenhuyzen van hun bed te lichten voor een
nader verhoor. De ene helft van de onderzoekers
ging naar de hoeve Het Klooster van Pieter van
Nieuwenhuyen te Nieuwerkerk en de andere naar
de hoeve van Marinus in Ellemeet.
De groep, die naar de hoeve van Marinus ging,
kwam daar om half twaalf aan en trof de venster
luiken nog niet gesloten. Ze tikten op het raam en
Marinus deed de deur open. Heel op zijn gemak
beantwoordde hij de gestelde vragen, maar toen
men later de antwoorden vergeleek met wat zijn
knecht en zijn vrouw hadden verteld, bleken er
nogal wat verschillen in te zitten. Ook troffen de
gerechtsdienaren geronnen bloed aan op zijn
bruine jas en in zijn bureau vonden ze twee
geldzakken met het merk '0' en nog driehonderd
gulden aan los geld. Deze vondst was zeer op
merkelijk, omdat de knecht Willem van der Weel
zojuist had verteld, dat Marinus hem de donder
dag voor de moord geen rijksdaalder loon kon
betalen, omdat hij geen geld had. Ondanks het
feit dat er een sterke verdenking op hem rustte,
mocht hij thuis blijven en om drie uur verlieten de
rechercheurs de boerderij van Marinus en gingen
naar hun collega's op de boerderij van Pieter van
Nieuwenhuyzen in Nieuwerkerk.
De gerechtsdienaren waren nog maar nauwelijks
weg, of Marinus gaf zijn knecht opdracht om
naar zijn neef Pieter van Nieuwenhuyzen te gaan
om hem te waarschuwen. Deze liep echter in de
val, want op het erf van Pieter stond een veld
wachter op de uitkijk, die hem onmiddellijk in
hechtenis nam en confronteerde met de gerechts
dienaren. Het feit, dat Pieter gewaarschuwd
moest worden, deed het vermoeden sterker wor
den, dat ook hij schuldig was. Even later naderde
4