De brief 72 december 1813 Lieve Papa, Op dit moment, denk ik, hebt u van mijnheer Van Hemert de brief ontvangen die ik u heb geschreven. Hij zal u zeker op de hoogte hebben gebracht van alles wat hier is gebeurd. Toch wil ik u nog eens vertellen wat wij hier alle maal hebben uitgestaan, en hoe alles uiteindelijk is goed gekomen. Vrijdag 3 december begon men zich te roeren, opgewonden over wat er in Holland was voorgevallen en uit verlangen zich van de Fransen te ontdoen. Je kon opgewonden gesprekken opvangen en de schippers, maar vooral de boeren begonnen in beweging te komen. In de nacht van 3 op 4 december kregen wij de beves tiging dat de Fransen al verschillende bezittingen hadden ingepakt en in schepen ingeladen. Wij gingen laat naar bed en de volgende dag werden de boeren in de stad venwacht en 's avonds kwamen de schippers bij De Brauw om hem te vragen zich aan hun hoofd te stellen, waarbij zij hem verzekerden dat hij in de stad over 4 a 500 inwoners kon beschikken en dat die van het platteland maar een enkel signaal nodig hadden om op gereedstaande wagens de stad in te trekken. De Brauw kalmeerde hen echter, door erop te wijzen dat de situatie eerst nog wat meer zekerheid moest bieden, dat er ongeveer 200 man bewapend waren, het aantal veteranen en "kustbewaarders" nog onbepaald was, en dat de generaal nog altijd twee "veldstukjes7 en vier kanonnen had en er in het centrum van de stad in de haven een brik lag waarvan alle kanonnen waren geladen". De nacht was tamelijk rustig, al deed De Brauw nauwelijks een oog dicht. 's Morgens [zondag 5 december] kwam mijnheer W. A. de Jonge bij ons, om te zeggen dat hij bevel had gekregen om de stad binnen zes uur te verlaten en zich onder toezicht van de politie te Lille te stellen. Dat nieuws sloeg bij ons in als een donderslag. En ondanks alle protesten en adviezen om naar Holland te vluchten omdat de zaak op het punt stond in orde te komen, besloot hij te gaan. Toch gaven wij de hoop nog Woonhuis van rechter Willem Adriaan de Jonge aan de Meelstraat te Zierikzee rond 1910 (toen post- en telegraafkantoor). Vanuit dit gebouw wilde De Jonge op zondag 5 december 1813 naar Lille vertrekken (uit: 'Zierikzee zoals het was 1970) niet op, wetende hoe geliefd hij was bij de bur gerij. Henriëtte stuurde haar dienstbode erop uit om het nieuws op straat te verspreiden en ik stuurde de mijne naar de Nieuwe Haven om er zeker van te zijn dat iedereen binnen een uur tijds zou weten dat mijnheer De Jonge zou vertrekken. Daarna meldde zich de ene schipper na de andere bij De Brauw om hem te zeggen dat zij vastbesloten waren "de booten te laten zinken, opdat geen een schipper mijnheer De Jonge zou overbrengen [en] dat zij reeds expres ses9 aan alle veeren hadden gezonden om de veerlui te waarschuwen". Langzaam naderde het 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2001 | | pagina 9