Mr. Caspar van Breugel, vader van de brief schrijfster, op 61-jarige leeftijd (olieverfportret uit 1813 door Jacob Smit; foto Noordbrabants Museum) uur van vertrek. Het rijtuig stond al voor de deur. Maar de burgerij begon zich te verzetten: Ze namen de paarden bij de toom en plotseling stond het rijtuig aan het eind van de straat. Toen mijnheer De Jonge afscheid had genomen van zijn gezin wilde hij vertrekken, maar men nam hem mee terug naar zijn kamer. Maar daar na probeerde hij het opnieuw met Charles, die zijn koffer droeg, en weer drong men hem terug in zijn huis. Enkele personen gingen toen naar de generaal om hem te vertellen wat er aan de hand was. Vloekend en tierend verscheen die zelf met al zijn militairen. De ongewapende burgerij liet hem meteen door, zonder zich van het huis van mijnheer De Jonge te verwijderen. Tijdens het tumult was mijnheer De Jonge plotsklaps ver dwenen. De Brauw sprak de mensen toe en verzekerde hun dat mijnheer De Jonge niet voor hen was verloren, maar dat de tijd nog niet rijp was om de vijand te verjagen. Zij moesten hem vertrouwen en hij gaf zijn woord dat hij hen niet in de steek zou laten. Daarop trok het volk zich terug. De rust keerde weer. Charles ging de generaal zeggen dat zijn vader het huis door een achterdeur had verlaten en per rijtuig was vertrokken. Maar hij had zich in zijn huis verstopt'0. De onderprefect ried Charles aan om de volgende dag naar Middelburg te gaan, om met de prefect" te spreken. Hij zei ervoor in te staan dat dan alles goed zou komen. De volgende dag, maandag [6 december], besloot Charles met Henriëtte te vertrekken. Op het moment dat zij afscheid kwamen nemen en hun koffers al aan boord waren, kwam men ons evenwel zeggen dat men de Engelse fregat ten kon zien "opzeilen met volle zeilenNa dit nieuws liet Charles direct een doktersattest uitschrijven waarin hem werd verboden om zijn ernstig zieke moeder te verlaten. Jammer genoeg draaide de wind en tegen één uur wierpen de schepen het anker uit. Wij begonnen ons dodelijk ongerust te maken over mijnheer De Jonge, die zich nog altijd in zijn huis verbor gen hield, maar die ze gemakkelijk zouden kunnen vinden. Na het avondeten besloot De Brauw ineens in te grijpen, en schreef een brief aan de comman derend officier van de Engelse fregatten, waarin hij deze berichtte dat het volk op het punt stond in opstand te komen, hem bezwoer nog deze nacht sloepen naar het havenhoofd te sturen en dat hij vastbesloten was om op het eerste signaal ook binnen de stad in opstand te komen. Terwijl ik huiverend toekeek, tekende hij de brief en gaf deze mee met een vertrouwde persoon naar Oosterland waar Schutter twee goede schippers uitkoos die de brief met een sloep aan boord van de fregatten brachten". De nacht verliep daarna zonder voorvallen. De generaal liet de "veldstuk- jes" tegenover ons huis opstellen en het volk kwam meer en meer in beweging. De volgende dag [dinsdag 7 december] renden wij naar zolder en zagen daar tot ons groot genoegen twee schitterende fregatten met volle zeilen de haven naderen. Om twaalf uur wierpen zij het anker uit, maar zonden parlementair noch troepen. De boeren en alle andere mensen waren woedend. De Brauw, die de Fransen zonder bloedvergieten wilde verjagen, wist niet meer hoe hij het volk nog langer in bedwang kon houden. De generaal wilde een eervolle overgave en de 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2001 | | pagina 10