V [zonder titel] Waar God Neptun woond op den Tooren dat zal men nergens zien of hooren als op 't stadhuys tot Ziericzee Ik meen sijn woonplaats is in 't waater vraagt aan Eool dat's sijn confrater 'k Wed soo als ik segt, segt hij mee Wat of Neef Teunis kan bekooren Uyt zee te klimmen op den Tooren Om uyt te droogen door de zon of heeft hem daar toe kunnen lokken het musiciaale spel der klokken door het Versteeken op de Ton? dat sou wel mogelijk kunnen wesen dat hij Verlieft was als voor desen een Dolfijn op 't geluyd der Lier of was 't een harp met guide snaaren die Arion soo net kon paaren dat hij door zee voer op dit dier hetzij soo 't wil, dat 's mij om 't even, dog had Neptun om laag gebleven in 't waater daar sijn woning is soo hadden mij de Zeeuwsche Stroomen niet alle in 't gemoet gekomen dat houd ik zeker en gewis Sulk vaaren moest mij wel verveelen wijl ik niet op de kaart kan speelen 'k wierd moe van 't sitten op mijn gat 'k bad u vergeefs o baas der Stroomen wie heuker sou dit kunnen droomen dat gij hier op den Toren zat Wanneer dat gij verlaat de Stroomen sal ik niet sonder moeyte komen van Ziericzee na Amsterdam Want als Eool begint te blaasen Soo zal dat water toomloos raasen 'k wou dat gij weer beneden kwam Extempore N.N. Kous, musicus (ca. 1755) De Zierikzeese stadhuistoren waarop zeegod Neptunus de windrichting wijst, in de jaren vijftig van de twintigse eeuw (foto Gemeentearchief Schouwen-Duiveland) 26 v

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2000 | | pagina 28