God's water over God's akker?
De waterbeheersing op Schouwen - Duiveland
in vroeger tijd.
Onder bovenstaande titel hield Professor Doctor
D, G. Jongmans na de algemene ledenvergade
ring van vrijdag 8 april in de "Concertzaal" te
Zierikzee een lezing.
De professor memoreerde dat hij 6 jaar geleden
daar ook gestaan had. Toen was hij bezig met
een sociologisch onderzoek naar gezinsreconst
ructie in Serooskerke. Dit project is echter mis
lukt vanwege de vele migraties, zodat er statis
tisch niets mee te doen viel. De oorzaak lag
ondermeer bij de wateroverlast in een laaggele
gen dorp.
Toen Jongmans dit inzag, was hij zich gaan ver
diepen in de waterbouwkunde. Velen zullen
zich misschien afvragen wat een antropoloog nu
moet met waterbouwkunde, maar de antropo
loog is geïnteresseerd in de mens en hoe die zijn
ruimte inricht en wat zijn drijfveren zijn. Rond
om de strijd tegen het water hebben mensen
zich georganiseerd, zodoende...
Schouwen - Duiveland heeft altijd te maken
gehad met wateroverlast: in de 16e eeuw
maakte Karei V een verordening tegen het inne
men van water bij Haamstede en in de 19e eeuw
beklaagden inwoners van het Plattte van
Schouwen zich bij Koning Willem II over de
onvruchtbare soppige moerassen, waar ze tot de
bedelstaf raakten Iedere twee generaties, zo om
de 50 jaar, kwamen er nieuwe plannen tot ver
betering.
Na deze inleiding begon de professor zijn
betoog met een korte samenvatting van de na
tuurlijke omstandigheden op Schouwen -
Duiveland: rond 275 na Christus bestond dit ge
bied uit een veenlaag van zo'n 5 meter dik.
Tussen 275 en 700 stond dit gebied totaal onder
water, waardoor het veen verzoutte en door eb
en vloed werden er geulen uitgesleten. Rond
800 kwam er bewoning op de uitgedroogde
kreekruggen van zand. Vanaf 1200 werden er
dijken aangelegd met uitwateringssluizen. Dit
was een natuurlijke waterlozing vanaf het
hoogste gedeelte, de huidige Prunje, naar lagere
randen. Bij eb werden de sluizen opengezet en
het binnenwater naar buiten gedrukt.
Door moernering en inklinken daalde tussen
1200 en 1600 het hoge centrum van Schouwen
tot een moerassige schotel, met hoogebleven
randen. Aan de zuidkant van het eiland sloeg
echter vanaf 1400 een groot deel van de hoge
kleigronden weg. De afwatering concentreerde
zich daarom aan de zuidkant, omdat het daar
zo'n 30 centimeter lager was dan aan de noord
kant van het eiland. Overtollig water op natuur
lijke manier laten weglopen door uitwaterings
sluizen werd bemoeilijkt, omdat het centrum
van Schouwen op den duur 10 centimeter lager
lag dan de ebstand van het buitenwater. Alleen
bij extra lage ebstand kon men spuien.
Vanaf de 17e eeuw werden er plannen gemaakt
om aan de bovenstaande situatie een eind te
maken, want de boeren in het laaggelegen mid
den van Schouwen konden hun vee pas in mei
of juni buiten laten als het waterpeil genoeg
gezakt was en het moest vroeg worden gestald.
Het eerste plan dateerde van 1630, nadat er veel
goed korenland aan de zuidkant verloren was
gegaan: er moest een molen bijkomen om het
overtollige water af te voeren. Tussen 1650 en
1654 voltrok zich een ramp: dijken aan de zuid
kant van Schouwen waren ingestort en de beide
molens die nu in de inlagen kwamen, werden
afgebroken, tevens werden in de inlagen putten
gegraven om als reservoir te dienen. Door het
drukverschil tussen het hoge, zoute buitenwater
en het zoete binnenwater, verzilte Schouwen in
die periodes zonder molens. In 1684 vond het
Waterschap Schouwen dat er wat aan moest ge
beuren, omdat de veeteelt achteruit ging. Om de
verzilting tegen te gaan werden dus 2 molens
gezet, waar de "grote boeren in 1749 tegen
protesteerden. Het was dus geregeld ruzie
tussen de boeren en de waterschappen. De ene
periode werden er molens gebouwd en in de
volgende periode weer afgebroken.
In de 19e eeuw ontdekte men, dat de sloten vol
slib zaten, sluisdrempels hoger gelegd waren en
er twee buizen bovenelkaar in veel dammen
zaten, omdat de onderste dichtgeslibd waren.
488