Van verminkte verzen en andere bondige zegswijzen Een wondere wereld, die van heraldiek, chronogrammen en wapenspreuken, gekenmerkt door een uiterst gedrongen vorm, soms net niet strandend in onverstaanbaarheid Neem nu de blazoenering van het wapen van het „Brugse Vrije": „op zilver, een blauwe dwarsbalk". Kan het korter? Of fortune infortune fort une". Wapenspreuk van Margaretha van Oostenrijk. Vrij maar trouw vertaald: „het noodlot treft een vrouw die alleen achterblijft, harder dan een man (die alleen...)". Schitterend van vorm! Vier woorden, driemaal „fortune", al dan niet gescheiden, inhoudelijk neerslag van de levenstragiek van een vrouw die tweemaal verstoten werd als kind-vrouw en slechts vier jaar gelukkig getrouwd mocht zijn met Philibert le Beau van Savoie. Ze was de tante van keizer Karei V en de dochter van Pater Carlos Geysen uit Gent, die zoals reeds in nr. 70 is vermeld inmiddels is overleden. een eveneens tragische moeder, ons aller Maria van Bourgondië. Voor haarzelf, haar man en diens moeder liet deze grote dame, intelligent, erudiet, en kunstminnende mecenas, de prachtige grafkerk bouwen te Brou, een gehucht van Bourg- en Bresse in Bourgondië. Het imponerende maniëristische passiedrieluik in het koor van de O.L. Vrouwekerk te Brugge was bestemd voor Brou maar bleef uiteindelijk in Brugge. De vraag naar het waarheidsgehalte van dit devies laten we hier in het midden. Hopelijk niet tot ergenis van de weduwnaars... Absolute topper in zijn soort is het chronogram „Lilicidium": één woord waarin alle letters cijferwaarde hebben! Even meetellen? 1709: slag van Malplaquet, een grensdorp in Frankrijk ten zuiden van Mons, waar de Franse lelie (lilium) een geduchte knuk (-cidium) kreeg. De Fransen werden er tijdens de Spaanse Successie oorlog verslagen door de verenigde legers van Engeland en Oostenrijk onder aanvoering van de hertog van Marlborouh en prins Eugeen van Savoie. Dichter bij ons: „utile dulci", kenspreuk van de Westvlaamse Gidsenkring. Voor een Latijns oor een gruwel, want in deze vorm slaat het nergens op. Natuurlijk gaat het om de twee kernwoorden: utilis (nuttig) en dulcis (aangenaam). „Het nuttige aan het aangename paren". Nu maar hopen dat onze gidsen in de praktijk proberen om te zetten wat ze in hun blazoen voeren! En de oorsprong? Wijlen Carlos Vlaemynck, medestichter van de Westvlaamse Gidsenkring, plukte het uit een vers van Horatius: „omne tulit punctum, qui miscuit utile dulci" (Epistola ad Pisones 343). „Hij heeft op alle vlakken het hoogst gescoord (d.i. oogstte algemene bijval), die het nuttige aan het aangename heeft gepaard". En wat lezen we op de balksleutels in de 298

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1991 | | pagina 28