twintig, woonde L. H. Bodbijl er. Hij had
enkele perceeltjes land en werkte ook als
los-arbeider op de haven. Bodbijl kwam
niet terug na de evacuatie in 1946 en
verkocht zijn bedrijfje aan Jac. Oosse, die
in de rampnacht samen met zijn vrouw
verdronken is.
Verder naar de Schelphoek toe aan de
Kleine weg stond er een arbeiderswoning
van de boerderij van Dalebout uit de
Schelphoek. Later kocht A. J. Oosse deze
arbeiderswoning en J. van Dijke, A. Geluk,
P. Mol en A. Bos woonden er. De woning
werd in 1942 afgebroken maar in 1952
bouwde A. J. Oosse haar opnieuw. De
woning zou 2 februari 1953 betrokken
worden en was reeds gemeubeld; alles is
verloren gegaan, maar er woonde nog
niemand met de rampnacht.
Na Moelkers huis aan de Dijkweg kwam
de plas welke ontstaan was door
grondafgravingen voor de aanleg van een
dijk voor de haven in 1902. De Dijkweg
liep tussen de plas en de vaart in.
Op het eind van de plas was het kleine
bedrijfje van M. Oosse, later woonde er
zijn zoon Jac. Oosse, totdat het afgebroken
werd in 1942 op last van de bezetter. Jac.
Oosse kwam na de evacuatie van 1944 te
wonen in het huis van L. H. Bodbijl aan
de Kleine weg.
Er is ook na 1752 een vaart gegraven langs
de dijk vanaf Haamstede naar het
stoomgemaal, eertijds watermolen. Deze
vaart lag bij de Schelphoek niet precies
naast de zeedijk. Met een houten brug
erover kwam men in de buurtschap
Luchtfoto van na de sluiting van het Schelphoekgat (Aerocarto). De oude verkaveling is nog heel
duidelijk zichtbaar. De Westweg is weggespoeld. Het vlak voor de ramp gereed gekomen gemaal
onder aan de dijk is juist blijven staan, maar inmiddels afgebroken. Links de Oosterschelde.
201