- 282 - De snelle en toch nog min of meer onverwachte mobilisatie zorgde voor tal van problemen. Zo werden de gemeentebe sturen met de vraag geconfronteerd waar zo snel het geld vandaan gehaald moest worden om de vergoedingen uit te betalen aan vrouwen wier mannen opgeroepen waren. Sommige gemeenten zaten voldoende in hun kasgeld, anderen niet. Die zogenaamde militie- en landweervergoedingen moesten bovendien bij voorschot uitbetaald worden door de burge meesters, die deze bedragen konden deklareren. Dreischor en Noordgouwe hadden in die dagen als burge meester E.H.P. van Nahuijs, die niet over voldoende kon tanten beschikte. Daarom vroeg hij aan 'Den Haag' toe stemming noodgeld te mogen uitgeven. De Thesaurier-Ge neraal Van Gijn telegrafeerde op 11 augustus 1914 dat hij daartegen geen bezwaar had mits zo spoedig mogelijk getracht zou worden kontanten te verkrijgen om daarna de 'plaatselijke hulpmunt' in te kunnen trekken. Kort daarop vond zowel in Dreischor als in Noordgouwe evenals ook wel elders in het land afgifte plaats van geldbonnen. Met deze bonnen kon men inkopen doen. De bonnen werden in verschillende geldwaarden uitgegeven, variërend van 10 cent tot een gulden. Burgemeester Van Nahuijs kreeg vrij snel kontant geld en op 26 augustus werd in beide gemeenten een publikatie afgekondigd be treffende het inleveren van het noodgeld tegen kontant geld (pasmunt en muntbiljetten)Tot 7 september kreeg men daartoe gelegenheid. Omdat zo'n plaatselijke hulpmunt toch wel iets bijzon ders was vroeg de Minister van Financiën om via de ont vangers der belastingen een aantal bonnen toe te zenden ten behoeve van het Rijksarchief en van het Museum van 's Rijksmunt. Vanuit Dreischor werden drie bonnen inge zonden. Vanuit Noordgouwe werd een groter aantal opge stuurd. Voor de volledigheid laten we hieronder een opgave vol gen van de ingeleverde bonnen:

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1987 | | pagina 26