- 56 -
"DE KOGEL DOOR DE KERN"
Verslag van de lezing, gehouden door de heer A.P. de Klerk
tijdens de jaarvergadering op 27 april 1984 met boven
staande titel, over de rol van het kerkgebouw en de be
sluitvorming daarover bij het ontstaan van kleine kernen
in Zeeland op het eind van de 16e eeuw.
In Zeeland is een aantal dorpen en gehuchten, waar een
kerk ontbreekt. Op Schouwen-Duiveland zijn dat bijvoor
beeld Ellemeet en Loperskapelle
Een kenmerk van deze dorpen is, dat ze vroeger groter ge
weest zijn. Daarop wijst het gegeven, dat er een kerkhof
is. Er moet dus ook een kerk gestaan hebben. In het alge
meen kun je zeggen, dat er een redelijke bevolking aanwe
zig moet zijn geweest, want die moest toch de kerk beta
len.
Hoe hebben deze kernen het nu gebracht tot zulke kleine
gehuchten?
Volgens het proefschrift van de heer Dekker waren het de
niet al te gunstige natuurlijke omstandigheden die tot
het wegkwijnen van dorpen konden leiden.
De heer Janse noemt in zijn boek "Torens in Zeeland" de
betere verbindingen tussen de dorpen onderling, waardoor
enkele kernen overbodig werden.
De spreker kwam op grond van archiefstudie tot andere
mogelijkheden
In de periode, voorafgaande aan de 80-jarige oorlog,
wordt er door de kerken nogal eens geklaagd over de ge
ringe inkomsten. Dat komt reeds voor aan het eind van de
14e eeuw. Het zijn over het algemeen de kleinere dorpen,
waar over de toeloop geklaagd wordt. Een belangrijke
oorzaak daarvan zijn overstromingen, zoals bij Klaaskin
deren en Loperskapelle.
In Simonskerke aan de zuidkust stond de kerk in een in
laag. Dat is ook geen geweldige plaats voor een kerk.
In die tijd werden er overigens zelden kerken verwoest
of afgebroken.
In 1566 was de beeldenstorm. Vele kerken werden zwaar
beschadigd. Op het eiland Walcheren waren het er alleen
al vijftien.