- 344 - tenslotte de wagen even verder naar een iets breder wegge deelte kon rijden. Het geval wilde echter, dat zich in de ze wagen een aantal hengsten van paarden bevonden, die stonden te trappelen om aan de uitnodiging van een welwil lende merrie, die zich in een weiland onder aan de dijk op hield, te voldoen. Hoewel zij hun uiterste best deden de busreizigers onnodig oponthoud te besparen, namen hun es capades toch geruime tijd in beslag. Niemand heeft het ech ter gewaagd de noodzakelijkheid van deze natuurlijke ge beurtenis in twijfel te trekken. Tenslotte kon de rit worden vervolgd in de richting van Mariënwaard en Beesd door smalle straten, wegen en over nog smallere dijkjes, waarbij twijfels ontstonden over het al dan niet met een autobus daarover te mogen rijden. Op een smal bruggetje raakte een der chauffeurs nog bijna slaags met een driftige veearts, die waarschijnlijk niet heeft geweten, dat de merrie al lang weer tot de minder op windende staat van grasetend paard was teruggekeerd. Uiteindelijk raakte het gezelschap toch in Acquoy, hetgeen nog steeds paste in de binnenroute. Daar ging het echter falikant mis; die toren uit 1490 stond ook al zo scheef; dat kon niets goeds inhouden. Dat bleek, want na een aantal griezelige bochten strandden de bussen op een onverharde dijk, die zonder levensgevaar niet door een touringcar kon worden bereden. Dus moest er worden gekeerd. Allen zullen het er mee eens zijn, dat uitsluitend de stuurmanskunst van de zeer ervaren chauffeurs het gezelschap uit deze toch wel benarde positie heeft gered. Met het klamme zweet in de handen en verder de landelijke route negerend, ging de rit naar Meerkerk, waar een kopje koffie de in beroering ge brachte gemoederen weer tot bedaren bracht. Toen de autobussen een paar uren later veilig op het Kraan plein aankwamen om de passagiers te laten uitstappen, bleek uit meerdere uitlatingen, dat het een „onvergetelijke" dag was geweest. P. Jonker

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1979 | | pagina 12