-16- spronkelijk geweest moet zijn. Men zal bij aandachtige beschouwing direct herkennen, hoeveel onderdeelen daar van thans niet meer aanwezig zijn, omdat zij in den loop der tijden wegens gevaarlijke bouwvalligheid verwijderd werden. Op zijn teekening geeft Haakma Wagenaar het blind- traceerwerk weer, dat daar eens boven de nissen van de le verdieping geweest is. Tijdens de restauratie werden hier inderdaad aanzetten van deze traceering gevonden, op grond waarvan een poging gedaan werd het verlorene te reconstru eren - althans op een ontwerpteekening. Evenwel is zoowel van de blindtraceering als van een opengewerkte balustra de afgezien bij gebrek aan exacte gegevens. Hetzelfde geldt voor de pinakels, die eenmaal vóór de bovenste pa nelen van linker- en rechterbeer gestaan hebben en die op de teekening van Haakma Wagenaar voorkomen. Van het beeldhouwwerk van den middenbeer daarentegen was gelukkig het grootste deel nog aanwezig en het behoefde hier en daar slechts aanvulling. Een probleem was voorts de beëindiging der beide wentel trappen. De zuidelijke wenteltrap is eeuwenlang de eenige opgang naar den trans geweest. Er was wel een correspon- deerende trap aan den noordkant geweest, maar deze was wegens instortingsgevaar halverwege afgesloten - het bo venstuk ontbrak geheel. Het werd een groote verbetering, toen deze trap weer tot den omloop doorgetrokken kon worden: bezoekers van den toren kunnen thans de eene trap op- en de andere afgaan, waardoor hinderlijk passeren niet meer voorkomt. Om de wenteltrappen aan de bovenzijden tegen wind en binnenstroomend regenwater af te sluiten, was een deur op den trans en daarmede een gebouwtje on vermijdelijk. Aan de zuidzijde was er ook vóór de restau ratie iets dergelijks aanwezig. Uit het ontwerp van Rom- bout en de reconstructie van Haakma Wagenaar blijkt, dat zoo een opbouw - opgenomen in de balustrade - niet be doeld geweest is. Op den linker plattegrond van Haakma Wagenaar is zichtbaar, hoe hij zich voorstelt, dat de wenteltrappen op deze hoogte versprongen en meer naar het midden van den toren overgebracht zouden zijn. Dit kwam dikwijls voor en het zou ook hier zoo bedoeld geweest kun nen zijn, doch bij onzen toren is helaas niets gevonden, wat op zoo een verspringing wijzen zou. Er werd dan ook

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1975 | | pagina 16