beleg van Zierikzee", waarin deze schrijft, dat er tijdens het beleg (1575/76) in ie stad lichte, kleine bootjes werden gemaakt van wagen schot. Deze waren makkelijk over de dijk te dragen. Over het algemeen ge beurde dit bij Borrendamme, maar op 13 januari 1576 voeren 13 schepen met een vendel soldaten naar de dijk bij Rengerskerkezij verjoegen de vijand en staken een wachthuis in brand. In een rekening van de penningmeester van Schouwen, Gijsbrecht Ockersse, wordt deze batterij ook genoemd. Een gedeelte van het land werd hier de "Houten Poppen" genoemd (Zei.111. blz.195')) waarschijnlijk naar de houten wachthuisjes op de dijk bij de bat terijen. Tot de Ramp van 1 febr. 1953 heeft ter hoogt van Pikgat een hof- ■stede gestaan, genaamd "De Houten .Poppe" (J.Boot). Ook bij Repard waren van deze wachthuisjes. Het koepeltje is er een over blijfsel van. In 174-8 werden-op voorstel van de heren van de Landwacht de huizen aan Repart, den Osse en Elaauwers door .het waterschap in ei gendom overgenomen. De Landwacht achtte ze niet 'meer nodig. De vrede vat Aken was gesloten en men verwachtte blijkbaar geen oorlog meer. In d? 18de eeuw moest men de verdediging van de zuidkant krachtiger aan gaan pakken. Het plan werd opgevat een grote dam te leggen bij Elaauwers om de stroom, die daar vlak langs de kust liep, te keren. In 1762 werk ten er 77 mannen en 30 paarden aan Flaauwers! Deze mannen waren waarschijnlijk voor het grootste deel van elders afkom stig en zij zullen ongetwijfeld 'niet ver van hun werk overnacht hebben- Zierikzee was te ver, dus zullen er keten gestaan hebben bij de directie keet, ook wel Heemra.a.dskeet genoemd. In 1763 werd aanvankelijk Jan Labrand aangesteld om de opzichters bij de dijkwerkzaamheden van hun natje en droogje te voorzien. Hij mocht 's avond naar Zierikzee, mits hij maar zorgde, de volgende dag weer op tijd terug te- zijn. Tezelfdertijd heeft men voor de directie van Schouwen een nieuwe keet moeten bouwen, daar de oude op een te gevaarlijke plaats was komen te s t aan. Pieter Braber van Renessè zag in al deze bedrijvigheid een goede boterham en vroeg aan de Thesauriers, als ambachtsheren van Rengerskerke en Zuyd- lant, toestemming om daar een "zoeteltente" te mogen zetten. Dit werd op 7 mei 1762 goedgekeurd, mits de heren van Schouwen zelf de stand plaats mochten bepalen. Maar Pieter Braber zette de tent op een plaats die hij verkoos "aan het westeinde van de Rengerskerkse dijk in den draay voor-de Hoffstede van Pieter van d'Hoek". Het bestuur van Schouwen ver zocht hem om de keet op de door hen aangewezen plaats te zetten, aan gezien zijn zelfgekozen plaats een handicap was voor de passerende wa gens, die op weg waren naar de dam. Braber verplaatste zijn zoetelaarskeet dan achter de hofstede van Gerrit Zwager, tegen ieders zin in! Pieter Braber had waarschijnlijk een handel tje in levensmiddelen en bier ter verzorging van de polderjongens, die langs de dijk woonden. Zij waren een ruig volkje, dat volgens de waterschapsbesturen bijna niet te temmen was. Deze jongens profiteerden van het feit, dat ze niet ger* mist konden worden en dwongen soms door stakingen hoge lonen af. In 1762 ontstonden op 12 augustus door een zeer lage eb verschillende afschuivingen en vallen. De dijkwerkers van Flaauwers werden ingezet in de Zuidhoek, waar twee vallen dicht bij elkaar waren (het water was er a.1 2-3 uur ingespeeld). Er werden ook nog 30 karren uit de Vier Bannen ingeschakeld, men was daar een inlaag aan het leggen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1972 | | pagina 8