Een trieste bijkomstigheid is dat neef Bram en zijn
vriend, die de stenen van het huisje af zouden
bikken voor hergebruik, ziek werden kort na elkaar
zijn overleden, oorzaak: fosforvergiftiging. Het
huisje is nooit herbouwd. De eerste tijd woonden
ze bij hun zoon Kees en zijn vrouw Jaane en
kleindochtertje Marietje. Daarna verhuisden ze
naar een eenvoudig arbeidershuisje midden op het
dorp. Ik zeg eenvoudig. Het huisje had geen water
leiding, geen elektriciteit, was niet aangesloten op
de riolering, Als kind accepteer je deze ongemak
ken zonder de waarom-vraag te stellen.
Koenkelen
Die groene voordeur van het Kloetingse huisje ging
ook open voor de kindertjes met de koenkelpot.
Verschillende keren hebben we als gezin de jaar
wisseling in Kloetinge doorgebracht. Dan zagen we
op oudejaarsavond groepjes kinderen uit het dorp
al zingend, zichzelf begeleidend op de koenkelpot,
langs de deuren trekken. Mijn vader genoot van
dit folkloristisch gebeuren. Vroeg bij binnenkomst
dan ook steevast: zijn ze al geweestIk mocht in
hun verkleumde handjes een aantal stuivers of een
dubbeltje stoppen. Samen keken we uit naar dit
moment.
Het liedje dat ze zongen luidde:
Oudjaar
Daarna bezocht de familie de grote dorpskerk,
om het jaar af te sluiten. Daar werden de namen
voorgelezen van overleden gemeenteleden.
Eigenlijk een droevig gebeuren, doch zo was men
het gewend, zo gebeurde het. De tocht door de
schaars verlichte straten herinner ik me nog goed.
We liepen arm in arm en benutten de hele weg.
Geen auto of fietser passeerde ons.
Wel sloten steeds meer mensen zich aan.
Eenmaal thuis schaarden we ons rond de tafel in
de woonkamer, verlicht door een mooie,
met kralenrand bewerkte petroleumlamp.
Uit een van de laden van het kabinet, kwam al
spoedig de doos met naamkaartjes tevoorschijn.
Mijn vader schreef dan in zijn regelmatig hand
schrift G.N. en de adressen van oom Pieter en
tante Dina, oom Kees en tante Anna. Ook voor
tante Ida en oom Johan in Vlaardingen was er
een kaartje. Eenvoudig en klein van stuk, waar
nauwelijks plaats was voor de postzegel van
ander-halve-cent.
Ondertussen kookte in de keuken het water voor
de thee. Extra feestelijk was het moment dat de
grote pot met vruchtenbowl op tafel werd gezet.
Met een mooie lepel werden één voor één de
glazen bakjes volgeschept.
Of er daarna spelletjes werden gedaan weet
ik niet meer. We genoten gewoon van elkaars
aanwezigheid. Er werd bijgepraat over alledaagse
gebeurtenissen.
De kou, de slecht onderhouden wegen, de schaar
ste aan producten. Maar ongetwijfeld ook over
de oorlogshandelingen, dat de bevrijding zolang
op zich liet wachten. Die schaarste aan producten
was bepalend voor de dagelijkse gang van zaken.
Onze oliebollen werden in olie gebakken. Maar
hoe kom je in tijd van schaarste aan olie? Ik herin
ner me nog dat hier spekvet voor gebruikt werd,
hoe het smaakte? Rozijnen, ondenkbaar, een veel
gebruikt alternatief waren kleine stukjes appel.
Nieuwjaar
1 januari: Nieuwjaarsdag. Het grote kabinet telde
veel, heel veel laatjes. In één hiervan bewaarde
opa zilveren rijksdaalders. Verboden geld. In
de oorlog moest het gangbare betaalmiddel,
omgewisseld worden voor munten van inferieure
kwaliteit. Op die eerste dag van het pas begonnen
jaar kregen alle kleinkinderen één of misschien
wel twee van die mooie munten. Er zaten exem
plaren tussen van Koning Willem II, van Koning
Willem III, Wilhelmina met loshangend haar. De
bijzondere heb ik bewaard en liggen ook bij mij
op een geheim plekje. Voor de gewone kocht ik,
vele jaren later, mijn eerst duster, zoiets vergeet je
immers niet.
Ik schreef dat hun huisje aan de Abbekinderse-
zandweg verwoest was. Wonderwel was het meu
bilair, hoewel beschadigd, nog goed bruikbaar.
Tussen de scherven, kwamen de koeienbordjes
heel tevoorschijn. De wanden van hun voormalig
huis, waren betegeld met prachtige achttien-
de-eeuwse tegeltjes.
Klein zieltje, klein zieltje, zat achter de deur
zeg zieltje, zeg zieltje, waar treur je toch veur.
Je mot er niet treuren, want je hebt er geen lot,
val dan op je knietjes en bid dan tot god.
En bid dan tot god met een groot fatsoen,
dan zal hij die hemel wel open doen.
Een mandje met een strooien rand,
zo varen wij naar de overkant.
Aan de overkant is het veel beter dan hier,
daar zingen de engeltjes tier-lie-re-lier.
49