het daarna uit de baarmoeder te kunnen
halen. In het midden van de negentiende
eeuw was het - althans op het platteland
- nog niet mogelijk om een moeilijke beval
ling te beëindigen door een keizersnede.
De Broekert verrichtte in de 48 jaar die
zijn partusboek beslaat 145 keer (8,4%) een
tangverlossing. In grafiek 1 uit het boek
blijkt dat er een verschil bestaat tussen het
eerste deel van zijn loopbaan en daarna.
In de laatste jaren van zijn praktijk - onge
veer vanaf 1860 - namen de kunstmatige
verlossingen aanzienlijk toe. De auteurs
zoeken naar een mogelijke verklaring
voor deze toename. Nam de drukte in zijn
praktijk toe en gunde hij de barende vrouw
minder tijd? Kreeg hij meer ervaring?
Wilde De Broekert langer durende pijnlijke
bevallingen bekorten? Dit is niet meer vast
te stellen, maar uit de literatuur is bekend
dat na 1850 het toepassen van tangverlos
singen steeds gebruikelijker werd. Om de
baringstijd te bekorten kwam het regel
matig voor dat de geboorte met behulp van
instrumenten vervroegd werd opgewekt.
Als De Broekert aan het bed van een
kraamvrouw wordt geroepen dan heeft
hij meteen alle aandacht voor de barende
vrouw. Hij noteerde geen gegevens over
de omgeving waar de bevalling plaats
vond. Vanuit historisch-demografisch
oogpunt is dit jammer, omdat we weten
dat de omstandigheden in de omgeving in
sterke mate medebepalend waren voor de
levenskansen van de zuigeling. Het is uit
geschriften van negentiende-eeuwse tijd
genoten bekend dat de zuigelingensterfte
in deze streken zeer hoog was. Vooral dit
aspect heb ik in mijn eigen proefschrift
centraal gesteld en getracht om hiervoor
verklaringen te vinden. Kort gezegd komt
dit neer op een zoektocht naar zo veel mo
gelijk kenmerken van de omgeving waarin
het kind ter wereld kwam en zijn eerste
levensjaren sleet. De gezinssituatie en de
woonomstandigheden speelden hierbij een
belangrijke rol.
Uit dit partusboek kan worden afgeleid dat
tijdens een bevalling de aandacht primair
gericht was op behoud van het leven van de
moeder. Uiteraard werd op een goede afloop
voor het kind gehoopt, maar nergens blijkt
dat dit een grote rol speelde. In de corres
pondentie met de Geneeskundige Commis
sie wordt dan ook nagenoeg alleen gespro
ken over het redden van het leven van de
moeder en slechts zijdelings over het al of
niet overleven van het kind.
Een interessante vraag is of De Broekert
een ervaren vroedmeester was. Hoe stond
het met zijn vakkundigheid? De auteurs
zeggen terecht dat het onmogelijk is om
hier een algemene conclusie of een objectief
eindoordeel aan te verbinden.
De uitgifte van het partusboek van Mari-
nus Nathanaël de Broekert is zonder meer
een aanwinst voor de Zeeuwse geschie
denis. De inleiding en de beschouwende
hoofdstukken zijn op heldere wijze geschre
ven. De uitvoering is fraai en aan de lay
out van dit kloeke boekwerk is veel zorg
besteed.
O.W. Hoogerhuis
Over dit boek vertelt de auteur,
G.J. Lepoeter, in de bibliotheek van Goes,
op 8 december a.s. om 19.30 uur.
44