Verdwenen in de diepte
De dijkval aan het Goessche Sas van 9 april 1943
Alwin Baart
Tussen Kattendijke en het Goessche
Sas komen ze bij laag water te voor
schijn: betonnen muurtjes, bakstenen,
natuurstenen en half-vergane per-
koenpaaltjes. Het zijn die resten van de
zeedijk die midden in de Tweede
Wereldoorlog, in april 1943, in de Oos-
terschelde verdween. Twintig hectare
polderland ging voorgoed verloren.
Tegenwoordig loopt de zeedijk tussen Kat
tendijke en het Goessche Sas nagenoeg
kaarsrecht. Maar tot in april 1943 volgde
de zeedijk een ander traject. Halverwege
Kattendijke en het Sas maakte de dijk een
hoek van 30 graden. Na ongeveer 500
meter maakte de dijk weer een knik en
kwam na 400 meter uit bij het Sas. Dit
laatste stuk van de dijk volgde een traject
dat ongeveer parallel liep met de latere en
huidige zeedijk.1'
Afb. 1. Het oostelijk deel van de Wilhelmi-
napolder voordat de nieuwe sluis en haven
aan het Goessche Sas zijn aangelegd. Het
gedeelte van de zeedijk dat in 1943 verloren
ging staat aangegeven.
Tegen deze dijk stuwde een noordwester
storm op 7 april 1943 de golven flink op. Het
zeewater stond zo'n 2 m 30 hoger dan nor
maal en de golven hadden over de dijk heen
geslagen. Dit gebeurde bij harde storm en
extra hoog water wel vaker, maar nu was de
stenen glooiing van de dijk op verschillende
plaatsen aangetast. De beschadigingen
waren echter niet zo erg dat men bang was
voor een dijkdoorbraak of dijkval. Dit bleek
een verkeerde inschatting te zijn.
Twee dagen na de storm op vrijdagochtend 9
april merkte een oestervisser met laag water
dat zijn oesterperceel in het water was ver
dwenen. Ook zag hij dat de slikken voor de
zeedijk steeds verder afbrokkelden. Hij
meldde het om 12 uur bij de waterbouwkun
dig ambtenaar van de Wilhelminapolder en
direct ging men naar de dijk om een onder
zoek in te stellen. Het werd snel duidelijk
dat er sprake was van een kritieke situatie.
Steeds meer slik werd door het water wegge
vreten en anderhalf uur later was een deel
van de zeedijk aangetast. Er was geen hou
den meer aan. Perkoenpaaltjes verdwenen
in het water en om vier uur was er een groot
gat ontstaan. Zelfs het betonnen muurtje dat
op de dijk stond, werd door het water meege
sleurd. Door het gat in de dijk kon men van
uit de Wilhelminapolder de Oosterschelde op
kijken.2' Op foto's in het archief van de
maatschap De Wilhelminapolder is te zien
dat het gat ontstond op de plaats waar de
dijk een bocht maakte richting het Sas.
Alle arbeiders die in de Wilhelminapolder
werkten, waren inmiddels naar de dijk
gestuurd om daar te werken aan een nood-
dam die de polder moest beschermen tegen
het opkomende water. Ook een afdeling
Duitse soldaten hielp mee. Het lukte om een
dam aan te leggen en deze met zandzakken
te versterken. Maar net toen men daarmee
klaar was brak het opkomende water die
avond om kwart voor zes door de dam heen.3'
Dit gat kon nog gedicht worden, maar toen
om vijf over half zeven het water zijn groot
ste kracht had, kon de dam het niet meer
houden en moest iedereen een goed heenko
men zoeken om niet meegesleurd te worden.
Zo overstroomde een groot deel van de Wil
helminapolder ten oosten van het kanaal.
3