In memoriam Jan Bruijns
STILTE DAALDE OVER HET LAND,
de zak van Zuid-Beveland,
toen de kist de kerk uit werd gedragen.
Een Enorme Stilte.
De klokken in de toren,
die zich luid en helder lieten horen,
luidden hem in, en zie:
De Grootse Stilte schreed.
Ademloos werd hij begroet
door de bloesems in de bomen
en hun dromen in het gras,
dat zo ongelooflijk groen was,
zo pril nog en zo stil,
zo onwezenlijk stil,
dat het bevroren leek in tijd;
bewegingloze eeuwigheid.
Paarden staarden naar de donkere
stoet en naar de grijze hond, die
eeuwige trouw, zijn plaats wist:
vooraan, tussen kist en vrouw.
Stilte. Stilte. Doodse Stilte.
Langzaam liep hij over het pad,
dat, natuurlijk, weet had
van de plek waar het naar leidde:
De Tuin, Zijn Hof, de Hof der Stilte,
waar de ziel zijn geest hervindt
in bomen, heggen, grassen, grint,
in wolken, luchten, zon en wind
en waar vogels zich bevrijden
uit het ei
en zweven vliegen,
grenzeloos vrij
de horizon
de horizon
de horizon voorbij
28