17
aa
E
4
Een arbeidershuisje1
C. Beenhakker t
Als jongen was ik eens
behulpzaam bij een karwei
tje in een arbeidershuisje.
Dat was omstreeks 1921.
Omdat de inrichting van dat
huisje nog geheel in de trant van het mid
den van de vorige eeuw was, keek ik
nieuwsgierig naar alles wat ik vreemd
vond. Allereerst de entree. De voorkant
van het huisje bestond gedeeltelijk uit
hout, en daarin zat een deur die toegang
gaf tot een klompenhok. De vloer bestond
uit vast aangestampte leem. Rechts gaf
een deur in een stenen muur toegang tot
de woonkamer. Het was een onder- en een
bovendeur.
De vloer van het woonvertrek bestond uit
rode plavuizen. De zoldering was laag en
er waren zware zolderbalken, donkerbruin
geschilderd. Tussen die balken waren
ronde stokken aangebracht en daaraan
hingen veel worsten en ook ham, de laatste
verpakt in linnen zakjes.
De tafel was rond en stond op een verho
ging van hout. Deze was zo groot dat men
gemakkelijk rond de tafel kon zitten. De
stoelen waren knopstoelen met rechte leu
ningen en rieten zittingen. Om geen koude
voeten te krijgen was die verhoging erg nut
tig, maar deze was alleen aangebracht rond
de tafel bij de ramen van de voorgevel.
Aan de andere zijde bevond zich een hou
ten schot, met in het midden een spinne,
waarin het huishoudelijke gerief werd
J-i-i 1 1 1 li
1 1
O
jrr n i l
HE
Afb. 2. Tekening C. Beenhakker:
'Wand met spinne en open bedsteden',
(collectie A. Beenhakker).
Afb.l. Tekening C. Beenhakker:
'Het huisje zo als ik het heb gekend'.
collectie A. Beenhakker).
opgeborgen. Links en rechts zag men open
bedsteden, afgesloten met roodbonte bed-
gordijntjes. Het spinnedeurtje was van
boven voorzien van negen ruitjes en de
bovenkant was gebogen. Daarboven was
over de hele lengte een houten lijst, waar
op een aantal heel mooie borden stonden
te prijken.
Voor de schoorsteen stond een plattebuis-
kachel, waarop een roodkoperen ketel
stond, en aan de gepoetste stangen hingen
een pook en een tang. Verder stonden er
een paar olmenhouten ovale stoven met
wat vuurtesten erbij. De gerriedon (een
zwart gelakte plaatijzeren cilinder) stond
naast de kachel. In die gerriedon was een
ijzeren pot met vuur en daarop stond weer
een koperen keteltje.
Het geheel maakte een gezellige indruk,
die nog werd versterkt door de bonte petro
leumlamp met zijn kralenrand. Ik kon mij
goed voorstellen hoe de bewoners, als ze
moe van de arbeid op het land of in de
boomgaard waren thuisgekomen, genoege-
lijk rond de tafel de krant zaten te lezen
of, wat de vrouwen betrof, zaten te breien.
Deze ouderwetse inrichting van zulke
huisjes ziet men thans niet meer, en hoe
wel ik als timmerman de inrichting van
vale huizen op het dorp kende, was het
hier beschreven huisje toch wel een uitzon
dering. In elk geval heb ik nooit vergeten
wat ik toen heb gezien.
Geschreven op de eerste dag van het jaar
1982.
Het beschreven huisje stond aan de Abbekinderse
Zandweg onder Kloetinge en werd bewoond door Dirk
Toorenaar en zijn vrouw.
2