Het losgebroken kalf
J.H. Midavaine
Op zondagmiddag 26 augustus 1888 vond in Yerseke de gruwelijke moord plaats op
Jannetje Meijaard-Mieras.11 Tijdens de kerkdienst was ze alleen thuis en werd ze vermoord
door haar zwager Pieter de Koeijer, die nog dezelfde avond in hechtenis werd genomen. In
dit artikel een reconstructie van het gebeurde.
Pieter de Koeijer
Pieter de Koeijer was arbeider in Yerseke.
Hij was eigenlijk het buitenbeentje van de
familie.21 Als kind was hij al ongehoor
zaam, als knaap brutaal en als jongeling
ruw en drankzuchtig. Ook op latere leeftijd
bezorgde hij zijn familie nog steeds veel
verdriet. In het dorp stond hij bekend als
een stug mens, die zich steeds afzonderde
en nooit een praatje met zijn medeburgers
maakte. Een verslaggever van de
Middelburgsche Courant zou hem later
typeren als 'iemand van middelbare groot
te, vrij gezet en van een onverschillig
uiterlijk'.
Hij kon hard werken, maar dat deed hij
alleen als hij er zin in had. Hij dreef in het
dorp aan het Kerkplein een winkel. De
winkel floreerde echter niet erg en hij was
genoodzaakt de zaak van de hand te doen.
Later was hij niet meer dan een eenvoudig
arbeider.
Op het eind van het jaar 1887 stierf zijn
vrouw. Het jaar daarop kostte het hem
veel moeite om in zijn levensonderhoud te
kunnen voorzien, omdat er in het dorp wei
nig werk was. Het schamele beetje geld
dat er binnen kwam zette hij om in drank.
Steeds vaker kon hij zijn gelag niet betalen
en dronk hij op de pof. Zijn zes kinderen in
de leeftijd tussen de negen en eenentwin
tig jaar moesten zelf voor hun onderhoud
zorgen, wat gezien de leeftijd van de oud
sten geen bezwaar was.
Naarmate de tijd vorderde oefenden de
schuldeisers steeds meer druk op hem uit
en maanden hem regelmatig aan om tot
betaling over te gaan.
Gelukkig had Pieter een goed vooruitzicht,
want in datzelfde jaar was de weduwe
Meijaard uit Biezelinge overleden en via
de notaris wist hij, dat hij van haar zou
erven. Ook was bekend, dat ze een aan
zienlijk bedrag had nagelaten, volgens
sommigen wel een ton.
Aan de wandel
Op zondagmiddag 26 augustus 1888 dronk
Pieter de Koeijer een borreltje en verliet
vervolgens om één uur zijn woonhuis om
een eindje te gaan kuieren.
Op de Dorpsweg ontmoette hij E. de Jonge,
die in de buurt van zijn zwager Cornelis
Meijaard woonde. De Jonge had nog vijfen
dertig gulden van hem tegoed en had hem
daarover reeds schriftelijk aangemaand.
Pieter begon uit zichzelf over deze aanma
ning te praten. Hij stelde De Jonge gerust
met de mededeling dat hij binnenkort een
erfenis verwachtte.
Om half twee haalde hij Van Koeveringe
in, die naar de kerk ging. Al lopende spra
ken zij over Pieters werkzaamheden.
Pieter zei, dat hij nu eens hier en dan weer
daar een halve dag werkte, zodat hij toch
voldoende inkomsten had om van te kun
nen leven. Ook Van Koeveringe liet hij
weten, dat hij binnenkort een erfenis zou
krijgen. Tevens vertelde hij een merkwaar
dig verhaal over een rechtskwestie waar
voor hij naar Den Haag was geweest. Men
wilde dat hij daar een papier zou tekenen,
wat hij geweigerd had. Nadat ze een half
uurtje samen gelopen hadden verliet Van
Koeveringe hem weer.
Op de dijk van Kruiningen naar Yerseke
haalde hij rond de klok van twee uur
mevrouw Nieuwenhuijze in. Hij maakte
met haar een praatje en zei, dat hij op pad
was naar zijn zwager Cornelis Meijaard
om zijn dochtertje Wilhelmina op te halen.
Mevrouw Nieuwenhuijze vond het een
vreemd verhaal, omdat ze wist dat
Wilhelmina nooit op de boerderij kwam.
22