veerrecht op de waterwegen. Een veer
werd evenals een tol voor een bepaalde pe
riode verpacht of in leen gegeven aan een
tolgaarder, respectievelijk veerman. Hij (in
sommige gevallen ook zij) 'huurde' het
recht om als enige het veer op een bepaal
de plaats te mogen bedienen en genoot het
door de passagiers betaalde veergeld als
inkomen.
De oudst bewaard gebleven grafelijke oor
konde die betrekking heeft op het veer tus
sen Vlissingen en Vlaanderen dateert van
8 januari 1311. De tekst luidt deels als volgt:
'Wij Willem Graeve van Heijnnegouwen,
maecken condt dat wij Pape
Gerolfszoone geseth hebben ende setten
toet onsen wedersegghen veer jaere
veerman) te wesen tusken Vlissinghe ende
Vlaenderen ende die veren te bewaeren,
alsoo als zede ende ghewoente es.(...).'7
Uit dit laatste blijkt dus dat het veer al 'vol
gens zede en gewoonte' bestond.
Maar zoals niet ongebruikelijk bij private
exploitatie van een publieke dienst kwamen
er problemen. De veerman liet de armen te
veel veergeld betalen en hij zou de dienst
niet regelmatig genoeg onderhouden. Er
werd prompt een andere veerman aange
steld.8
Vanaf 1346 wordt er in de oorkonden ge
sproken over het veer van Vlissingen op
Sluis, een verbinding die toen ongetwijfeld
al werd onderhouden door Blankenbergse
schuiten, poonschuiten en steigerschuiten.
Steigerschuiten
De naam steigerschuit spreekt voor zich:
het was een schuit die bij voorkeur werd af
gemeerd aan een steiger, maar die bij ge
brek daaraan met zijn platte bodem even
goed op het strand kon worden gezet.
De meest uitgebreide beschrijving van een
steigerschuit staat in een Beschrijving van
Vlissingen uit 1754.
'Dees luiden hebben opene vaartuigen,
steygerbooten genaamdt en zijn van een
sonderlingh maaksel, zijnde den bodem ge-
noegsaem pladt en hebben een seer kleene
kiel, en sijn ongeweegert, en hebben maar
een dunne mast in welkens top een omdar-
gende schijff is als in een ordinaire block
waardoor een touw gaat daar een scheut-
agtige reede aen komt, den mast staadt in
een ijseren beugel die gemaakt is aen een
verbindt, verder staedt sij maar pladt op het
saethout often bodem tusschen vier
kiemptjes. Van vooren is de schuidt eenig-
De vaarroute in 1311 -
G. Heegstra en R. van de Pol,
Polytechnisch tijdschrift, 1958
16
Den Spiegel