HERINNERINGEN AAN EEN
OUDE APOTHEEK (1936 -1982)
16
D.H. VAN DE KLEINE MULDER
Wanneer ik terugdenk aan mijn allereerste
jaren in de apotheek, komt het beeld naar
voren van veel jonge vrouwen, gebogen
over mortieren met pillenmassa's, emula-
ties, zalven, poedermengsels en ik ruik de
lucht van aftreksels en afkooksels, die op 't
vuur stonden - au bain marie - nog!
Eigenlijk werd nog vrijwel elk aangeboden
recept zelf bereid. Nu wil ik direct het mis
verstand wegnemen, dat er tegenwoordig
niets meer gemaakt wordt in de apotheek:
20 a 25% van wat de deur uitgaat, is nog
'eigen werk', vaak zeer intensieve bereidin
gen. Ik denk aan de honderden capsules,
zetpillen en de steriele bereidingen van
oogdruppels. Maar toch, de apotheek van
toen en nu, er is verschil. Verschil in de ma
nier van werken, verschil in verhouding tot
de patient. Men was vaak een vraagbaak
voor eenvoudige dingen. Men 'genas'
zichzelf ook met eenvoudige middelen.
De spanen doosjes met boorzalf, zinkzalf
en vaseline a 5 cent en een dubbeltje wa
ren zeer gewild. Zwartwit voor dropbier, in
trek bij de jeugd, wierrookkorrels voor de
blaas; nadrukkelijk werd gevraagd om
mannetjeswierrook. Een ondeugende assi
stente kon daar niet nalaten te zeggen: "Er
zit een enkel vrouwtje door." Men kwam
om houtzeep voor de fijne zijden blouses,
in zakjes, die gevuld werden door een
leerlinge met wattenproppen in de neus,
omdat die zeepwortel zo irriterend op de
slijmvliezen werkte. Men kwam om water
stofperoxide 30%, om vergeelde pianotoet-
sen weer op te bleken, iets waarvoor in
het vergiftregister moest worden getekend,
omdat deze vloeistof tienmaal zo sterk was
als de peroxide waarmee een zere keel
gegorgeld wordt. Zuringzout, om roestvlek
ken uit het goed te halen. Op het zakje
stond een doodskop met extra vermelding:
het is geen zuiveringszout voor de maag!
Wat ik als niet Zeeuwse niet kende, was
het gebruik van pererood - om de peertjes
mooi rood te kleuren. Dat was coccionel-
lae en wat niemand wist: dat zijn de vrou
welijke luisjes van de coccus cacti. Weet
wat ge eet. Overigens een mooi paars
rood poeder. Dat was de handverkoop in
al zijn facetten. De hoofdzaak was natuur
lijk de voorraad bijhouden en de receptuur
bewerken. De spreekuren waren van
13.00 - 14.00 uur. 's Morgens werd er
voorraad gemaakt: 1200 kininepillen,
1 200 Blaudspillen (staalpillen), kilo's zalf,
duizenden poeders vouwen, het was da
gelijks werk.
In tijden van griep was het hoogspanning
en werden vele, vele overuren gemaakt.
Dan stond de carrageen (Iers mos afkook
sel) in emmers gereed, werd er 10 I tege
lijk gemaakt. Er waren stille, er waren druk
ke middagen. Zaterdagmiddag (de fabriek
gesloten) spande de kroon: iedereen naar
de dokter. De donderdagmiddag zeer stil:
allen naar de markt. En woensdagmiddag
nogaleens rommelig, als de kinderen vrij
waren en voor onze deur in 't rozenperk
speelden. Dan viel zo nu en dan een klein
joch in het prikkeldraad, die dan door
twee grotere meisjes binnengebracht werd
met bebloede knie. "Of we Pietje even wil
den verbinden." En dan gebeurde het: er
moest jodiumtinctuur op, die destijds 10%