ONS ZEELAND
Weekblad tot Bevordering van Zeeland's Belangen
Tevens Officieel Orgaan voor de Zeeuwsche Vereenigingen in Nederland
Eigen meening
Verboden toegang.
EERSTE JAARGANG
No. 21
19 JUNI 1926
Qiiia
-filial
Uitgave en druk van G. W. den Boer, Lange St. Pie-
terstr. F 33, Middelburg. Telef. 150. Postrek. 74988.
Aanvragen omtrent advertentiën in dit Weekblad
richte men tot den Uitgever te Middelburg, of tot den
Heer G. Martius Jr., Tetterodestraat 44, Haarlem.
Stukken, bestemd voor Redactie, te zenden aan den
Uitgever, stukken betreffende de Zeeuwsche Ver
eenigingen aan den Heer M. P. Cornelisse, Colter-
mansstr. 14 rood, Haarlem. - Losse nummers a 0.15
op aanvraag bij den Uitgever. - Abonnementsprijs
1.25 per kwartaal. - Advertentieprijs 0.35 p. regel.
Bij contract lager tarief op aanvraag verkrijgbaar.
Tot die dingen, welke in staat zijn zelfs den kalm-
sten mensch uit zijn gewonen doen te brengen, be-
hooren ongetwijfeld de bekende bordjes met of zon
der: ,,Art. 461 Wetboek van Strafrecht", waarbij het
betreden van zooveel heerlijke plekjes en dientenge
volge het genot van zooveel natuurschoon aan het pu
bliek wordt ontzegd. Een mensch ergert zich aan dat
herhaalde: ,,Gu zult niet".
Laat ons er onmiddellijk aan toevoegen, dat men de
rechtmatigheid van het verbod niet in twijfel trekt.
De ergernis geldt dan ook niet zoozeer den eigenaar,
als wel de oorzaak, die er toe leidde. Toch ook wel
eenigszins den bezitter; want het wil er bij de men-
schen niet in, dat overal de noodzakelijkheid van dien
maatregel is gebleken. Misschien heeft het publiek
hierin wel eens gelijk; maar men vergete niet, dat
iemand niet gaarne zijn eigendom geniet bij de gratie
van een ander, wanneer die ander elders zoo herhaal
delijk het bewijs levert, vreemden eigendom niet te
ontzien.
Het publiek en niets anders dan het publiek is de
oorzaak, dat eerst de eigenaar, later de gedupeerde
wandelaar zich ergerde, dat de eerste er door op kos
ten werd gejaagd, de laatste zooveel genot moest der
ven. Die bordjes zijn een aanklacht tegen de zucht
tot vernielen, welke deels de jeugd, deels ook
schande, dat het gezegd moet worden vele volwas
senen bezielt. De achteloosheid, waarmee proppen
papier en vruchten schillen op de paden en in 't plant
soen worden neergeworpen, zullen we als zijnde
vaak onopzettelijk verder onbesproken laten; maar
het afbreken en snijden van takken en planten, het
kerven in boomschors en zitbanken, alsmede het meer
dan luidruchtig gedaas, zijn opzettelijke handelingen,
welke niet genoeg kunnen worden gelaakt. Toch blijft
het te betreuren, dat die bordjes er zijn, De goeden
moeten alweer om de kwaden lijden, de overgroote
ordelievende meerderheid om een baldadige minder
heid.
Zou het niet mogelijk zijn, dat men die bordjes ver
ving door andere met b.v. het opschrift: „Toegang,
alleen voor houders van kaarten."
Wij vleien ons met de hoop, dat deze hetzelfde
effect zouden hebben en dat de dankbaarheid der goed
gezinde medeburgers als een misschien niet ge-