aclten en negentien
ti jilugo van Son
I
er, k lam omstreeks 1908 met de kermis in
n ze ten tien. Ze trouwden en woonden
Ie Bocht van Guinea,
r om groot te brengen.... Hugo van
i ie kost als handelaar in lompen
isafslager, 'bonneseur' op de kermis en
logementhouder.
del.i ochter Mientje over café-logement
Om oeper'.
de cht de bocht nog was.
Café logement 'De Omroeper'
eruit gehaald en m'n zwager Nieuwersteeg
zette er z'n pierement voor.'
Er waren allerlei klanten. De ene was
'kisjesman', ging de deuren langs met
'lanterie', knopen, kammetjes, pleisters,
knijpers en andere produkten. Ze kochten
in bij Tinus Verplanke. Weer een ander was
dekenkoopman uit Leiden.
Mientje: 'Jan de Boeienkoning en Zwarte
Joop het slangemens, allemaal mensen die
op straat voorstellingen gaven en bij ons
logeerden. Er waren ook straatzangers als
De Vijf Volendammers. Die waren in
dracht. Met trekharmonica gingen ze
zingend de boer op. Ze verkochten hun
muziek. 'Hoor mijn lied, Violetta'; daar
hadden ze veel succes mee. Ze logeerden bij
Oud ijzer en handkarren bij de Bocht van
Guinea.
ons en traden ook in het café op. Er was
geen entree. Ze kregen het dansgeld.
Halverwege de dans riep iemand 'half-uit'.
Wilde je dan verder dansen, dan moest je
twee-en-een-halve-cent betalen. En druk
dat het was. Men stond tot buiten toe.
Muziek werd ook verkocht op de kermis.'
Op de vraag of er ook een jukebox was,
antwoordt Mientje: 'Ach, veel later pas.
Eerst heeft m'n vader nog een tijd een radio
in de zaak gehad. Om het betalen van
BUMA-rechten te voorkomen was er een
gat in de muur gemaakt met een gordijntje
ervoor. De radio stond officieel in de
keuken en daar kon men niets van zeggen.'
Er is in de zaak van Van Son een keer een
moordenaar geweest. Hij had een echtpaar
vermoord in St. Joosland. De politie pakte
hem in de trein. In de zaak bloedde hij al.
'We hebben zoveel gasten gehad. Leentje
Vermeulen, die de deuren langs ging met
een schaap met twee koppen. Kermis
klanten, vrienden van vader. Hij wilde
echter geen vieze mensen hebben, die
werden doorgestuurd naar het kwartjeslo
gement. Moeder poetste de hele dag. Ze was
eigenlijk te schoon.
In het café kwam men ook na het werk en
soms tussen de middag. Kolenboer, kaai
werker.... Sommigen verzopen hun hele
loon. Als ze dan bleven hangen, kwam
moeder de vrouw opspelen. Als iemand
zoveel dronk, zei ik weieens: 'Gè toch ner
uus, sodemieter op.' Maar je blijft kastelein;
als ze niets kregen zouden ze naar een ander
gaan. De politie had een zwarte lijst
opgesteld van mensen, aan wie je niet mocht
schenken. Tapte je toch een pilsje in, dan
kreeg je een bekeuring, al was het voor je
eigen zwager. Zo was er een spaarkas, die
met de kerst geleegd werd. Die ging echt
niet eerder open, al wasje geld op en had je
nog dorst. Als dan eindelijk de grote dag
gekomen was, had men ineens geld en
sommigen namen het niet mee naar huis. Ze
gaven eerst een rondje en nog een.
Vodden bij de Blauwe Steen
Uiteindelijk hadden ze niets meer. Die
spaarkas is er niet meer. Tegenwoordig
heeft toch iedereen geld op zak en deelt
maar uit alsof het niet op kan. M'n vader
was een man die gezellig kon zijn en goed
vertellen, maar hij was ook streng voor z'n
kinderen. Hij heeft er ook altijd goed voor
opgepast nooit z'n eigen beste klant te
worden, want dan maak je je zaak kapot.
Hij heeft altijd hard gewerkt, begon met
niets en probeerde zich boven de anderen
uit te werken, allemaal voor z'n gezin.'
Vodden en benen
Mientje stond al vroeg achter de tap, toen
het eigenlijk niet mocht, omdat ze te jong
was. Zeven zusjes hebben bij wasserij 'De
Zon' gewerkt, al voor de oorlog. De meisjes
verdienden een zakcent met erwten uitzoe
ken, zestig cent per baal. Buren deden dat
ook, als het goed weer was buiten. Wie
erwten ging halen, huurde een handkar bij
Hugo van Son voor een dubbeltje per keer.
Hugo van Son was in Goes begonnen met
een handel in lompen en oud ijzer. De zonen
Dirk, Rinus, Dorus, Cees, Karei en Piet
gingen met de kar de straat langs om op te
halen. Karei ging achter de karreman, de
vuilnisdienst, om oud papier. Als de
jongens met de vodden thuis kwamen, werd
door de meisjes de boel gesorteerd. De
buren kochten soms voor een paar cent een
jurkje. De familie van Son zocht voor
zichzelf niets uit. Vader was er te trots voor,
al zat er echt geen ongedierte in, verzekert
Cees.
We hadden handkarren, voor een paar
gulden van Pilaar gekocht. We liepen ermee
naar Kloetinge, Wilhelminadorp, 's Heer
Hendrikskinderen. Toen ik in 1935 begon,
ik was veertien, kregen we vijftig centen,
losse centen, mee om te kopen. Zo begon je
handel. We hebben ook trekhonden gehad,
Bruno, Teddy en Pluto. Om ze sneller te
laten lopen, moest je 'Poesjes, poesjes....'
roepen. Ze zijn verkocht aan een melkboer.'
Mientje: 'Een had er heimwee en kwam
13