Dombur
r
A
Ze ziet het feest
dat zweeft uit hel verlichte ramen
van de verlaten villa
op de toppen van het duin.
Breekbaar op een bankje
kijkt ze langs morsige touristen
naar het Badhotel
dat, licht door nieuwbouw aangevreten
nog bergt de schimmen van de chicque
de schrijvers, schilders en bedriegers voor een zomer
De liefde en de droom hangt op het middaguur
nog even loom tussen de houten gevels
en de opgang naar de zee
Fin de siècle
het onverplicht verstrijken van de dag
het kraken van de rieten stoelen op een wijd terras
het zacht gesprek dat tot de avond reikt
de aankomst van vrienden
de koffers, het karos
nieuw werk dat wordt betast,
geproefd
gelezen
en elk seizoen een eeuwigheid
totdat september stil de herfst inleidt
ze had haar rug naar zee
haar lichaam ijl
nog enkel tijd te leen
ik was voor 't eerst in Domburg
en kende elke steen
1-9-'84
Niek Kalberg
Peize