'De langzame, bedachtzame,
maar onafgebroken bestrijding
van het Mohammedanisme'
De Goessche Courant over de Atjeh-oorlog
Wat een korte expeditie tegen het sultanaat Atjeh had moeten zijn om het Nederlandse rijk in Indië com
pleet te maken, groeide uit tot een langdurige en bloedige oorlog. Jacob de Nooyer, een Goesenaar, nam
deel aan de eerste krijgsverrichtingen.
Als plaatsvervanger voor Willem Frederik Hendrik Valentijn, deed de Nooyer z'n werk als marinier
'verdienstelijk'.
Hij werd meerdere malen onderscheiden. In 1932, 85 jaar oud, was hij een der laatste overlevenden.
Hij woonde in bij z'n kinderen en ontving daar een journalist van de Goessche Courant.
Het verhaal van de Nooyer en de verslaggeving van de eerste oorlogsjaren door de Goessche Courant
is er een van heldenmoed in de strijd tegen wat een onbeschaafd volk heette te zijn.
Een fragmentopname van het Nederlands Imperialisme en van de journalistiek in die dagen.
Jacob de Nooyer
Trots op medailles
'Wij bezochten dezer dagen den heer De
Nooyer, die de laatste maanden wel
bedlegerig is, en ook een weinig hard
horend, maar voorts nog opgewekt en
helder van geest bleek te zijn. Vooral toen
wij naar de Indische dienstjaren informeer
den, was de heer De Nooyer er weer
helemaal 'in', en vertelde hij ons verschil
lende staaltjes van zijn wedervaren, noemde
hij namen, die voor ons bijna klassiek zijn.
Zo had hij o.a. Generaal Van Heutsz nog
als jong luitenant gekend.'
Jacob de Nooyer toonde de journalist een
zevental medailles. De beroemdste daarvan
was wel de Kraton-medaille, die werd ver
vaardigd uit het metaal van het vervoerd
geschut van de Kraton, de hoofdversterking
van Atjeh. De Nooyer was marinier op het
stoomschip Den Brielle.
'De Nooyer had wel voor zijn ogen gezien,
hoe één der mariniers van zijn schip de
eerste was die aan wal sprong, met één slag
van de klewang het hoofd vrijwel van de
romp gescheiden werd.'
De krant wist verder te melden, dat De
Nooyer 50 jaar lid is geweest van de
Christelijke Werkmansvereniging en dat hij
behalve zijn ouderdomspensioen een jaar
lijks gratificatie van vijftig gulden ontving,
die aan de Kraton-medaille verbonden was.
'Gelukkig', zo besluit het verhaal, 'heeft hij
een goed en prettig tehuis bij zijn zoon en
dochter.'
De wraak der hollanders
Atjeh, op de noordpunt van Sumatra, had
tegenover Portugezen en later de Hollan
ders, altijd z'n onafhankelijkheid weten te
behouden. Het sultanaat had inkomsten uit
de peper en invloed over heel Sumatra en
delen van Malakka. Als andere West-
europese landen poogde Nederland het
koloniaal bezit zoveel mogelijk uit te
breiden.
De verovering van Atjeh zou het Neder
landse rijk in Indië compleet maken. Het
belang werd vooral gezien in peper en tabak
en strategische invloed op het scheepvaart
verkeer door de straat van Malakka. Toen
Engeland en Nederland afspraken maakten
over hun invloedssferen en Engeland zo niet
langer de onafhankelijkheid van Atjeh
garandeerde, had Nederland de ruimte in
Atjeh in te grijpen.
Dat gebeurde in 1873. De eerste expeditie
onder Höhler was een volledige mislukking
door slechte voorbereiding en onderschat
ting van de tegenpartij. Men beschikte niet
eens over een deugdelijke plattegrond en
zag bij een aanval zelfs een moskee voor de
kraton aan. Toen Höhler sneuvelde, werd
de leiding overgenomen door Van Daalen,
die niet eens over een krijgsplan beschikte.
Van de 3.000 man werden er 56 gedood en
438 gewond en de Nederlanders moesten
zich snel terugtrekken.
De tweede Atjeh-expeditie stond onder
leiding van Van Swieten. Deze was beter
voorbereid. De soldaten kampten met
cholera, maar na bijna zeven weken werd de
kraton toch veroverd. De strijd leek te zijn
beslist en er werd alom feest gevierd.
De verovering van deze ene versterking
bleek echter niets te betekenen te hebben: de
Atjehers zetten de strijd voort. Zo'n 70 jaar
zou de strijd gaan duren voor hij beslecht
bleek en de greep op Atjeh zou nooit
volledig zijn. De eind-balans was 100.000
doden, waarvan 30.000 aan Nederlandse
zijde.
Een van de meest ontluisterende gebeurte
nissen was de expeditie van Van Daalen in
de slotfase van de strijd, waarbij 2900
vrijwel weerloze Atjehers, onder wie 1159
vrouwen en kinderen, zonder pardon
werden doodgeschoten. Na Atjeh formu
leerde Nederland z'n etische politiek:
voortaan zou men zich meer richten op de
bevordering van de volkswelvaart.
De ondeugden der atjehers
In Nederland waren er al snel mensen die
bedenkingen hadden tegen het Nederlandse
optreden, niet in het minst door wat
Multatuli geschreven had. Voorstanders
konden zich nog zonder schaamte beroepen
op economisch gewin: ons land kon het
zonder de koloniale inkomsten niet stellen.
Daarnaast rechtvaardigde men de Neder
landse aanwezigheid in Indië met de morele
taak die men had, het brengen van
christelijke beschaving.
Het vijandsbeeld werd voortdurend aange
scherpt door de Atjehers alleen kwade
eigenschappen toe te dichten: verrader
lijkheid, trouweloosheid, sluwheid, fana
tisme, verslaving aan opium en ontaarding
in seksuele zin. Twee ondeugden werden
voor Atjehers specifiek genoemd. De eerste
heette 'beestachtigheid', het verminken van
13