een varken te slachten en direct een jong
keutje in het kot te doen. Dan moest je
stiekum slachten. Die laatste keer herinnert
Louw zich nog als de dag van gisteren.
Het zou 's ochtends in alle vroegte
gebeuren. Ik had een afspraak gemaakt met
'Eine Lous, de slachter, nog tijdens spertijd.
Dus m'n vrouw begint water te koken en
alles gereed te halen. Ik doe de deur open en
wat zie ik: de hele straat vol liggende en
zittende Moffen. Die waren 's nachts uit
België gekomen, daar konden ze het niet
meer bolwerken. Het hele dorp stikte van de
Duitsers. Maar de slacht moest doorgaan,
dus ik op de fiets. En jawel hoor, ik ben
halverwege en ik hoor een grote schreeuw.
Een officier. Wat ik hier deed in spertijd.
'Mijn vrouw is krank. Sie moet een baby
haben', riep ik, 'ik haal de Arzt.' Dat snapte
hij: 'Schnell, weiter, schnell.' De slachter
stond vanachter een kier in de deur naar
buiten te turen en ik haalde hem over toch
mee te gaan. Hij achter op de fiets. Weer
aangehouden. 'Mein vrouwbabydies
ist der Arzt.' Al goed, doorrijden. Toen
heeft Lous -midden tussen de Duitsers- ons
varken geslacht. Je rook door heel de buurt
dat we slachtten.
Nog was het gevaar niet over, want er moest
een nieuw keutje komen. Hij kostte me f.
150,- bij een boer in de omgeving. Die moest
ik de volgende dag gaan halen op m'n fiets
met massieve banden. Om vier uur in de
ochtend en met het varkentje in een baalzak
op m'n rug. Wat heb ik gezweet in de
Dorpsstraat. Ik dacht, als ie-gaat schreeu
wen ben ik de sigaar. Dus ik tegen het
beestje praten en wat krauwen in die zak.
En zowaar, het lukte.
Toen moest de helft van het varken nog
naar m'n zwager, een dorp verderop. De
klaargemaakte stukken vlees .verstopten we
keurig in een linnenkastje, dat netjes op slot
ging en dat we met de bode meegaven. Ik op
de fiets er achter aan. Toen hebben de twee
meest verwoede controleurs van de CCD
nog geholpen het kastje af te laden bij m'n
zwager voor de deur. Die kwamen daar
toevallig langs. Toen sloeg m'n rikketikje
wél, verzekert Louw lachend.
Klaarlichte dag
De normale slachters, mensen die er hun
beroep aan hadden, werden nauwlettend
gadegeslagen, weet Jan Bimmel. Door de
CCD. En dat werd zó erg, dat die mensen
niet meer dusten te slachten. Maar dan dust
ik het nog wel. Veel geiten heb ik geslacht,
dat gaf een aardige cent. Hier in de buurt
van Domburg waren verschillende boeren
die een jong beest* hadden dat geslacht kon
worden. Dat was wel gevaarlijk.
Zoals die keer bij Johannes Corré -waar nu
'Zonneveld' is- toen ik een groot varken
moest slachten. Nou.kon je dat wel 's nachts
doen, maar dan liep het naar mijn zin te veel
in de gaten. Ik deed het op klaarlichte dag.
Gewoon geslacht en buiten op het erf
gebrand met stro en helemaal klaarge
maakt. Dat was vlak bij het kasteel
'Westhove'dat vól Duitsers zat. Die
soldaten liepen daar hele dagen langs. Wij
slachtten vrolijk dat varken. En ook eens
een anderhalfjarig beest. Stomweg op de
dag. Toen dust er geen mens op de boerderij
te blijven dan één van de zoons.
Of die andere keer dat ik een varken in z'n
oog sloeg -we konden toen natuurlijk geen
geweer gebruiken- in plaats van op z'n kop.
Maar het was ook stikdonker en in het lage
varkenskot had ik me met veel moeite op de
rug van het dier weten te werken. Gillen, dat
varken! Maar ook dat liep goed af en na
zo'n slacht kon je krijgen watje wou. Ik had
nooit niks geen gebrek
Piet Wattel herinnert zich Jan Bimmel uit
de bezettingstijd. Van de eieren. Ik ben nog
verbaliseerd, want ik hield 60 kippen en ik
meugde er 10 hebben. Ja, de meesten
hadden er in de 30, hoor. Maar ze zaten
achter mij aan omdat ik niet Duitsgezind
was. Want ik wilde niet profiteren.
Ze pakten me en al de kippen weg. Dat was
jammer, want van Domburg kwamen ze
geregeld eiers halen. Ik had er genoeg. Extra
veel geld wou ik er niet voor hebben. Jan
Bimmel haalde er altijd zoveel ik er had en
bracht ze op Domburg bij zieke mensen.
Daarom werd ik na de bevrijding ontslagen
van rechtsvervolging. Ik zei: 'Je kan
vernemen waar die eiers naar toe zijn
gegaan.' Mijn klanten hebben dat beves
tigd. Ja, wat een tijd. En lijntrekken als je
voor de Duitsers moest werken. Wat word
je daar moe van als je het niet gewend
bent
Veertig jaar na je bevrijding met verwonde
ring terug te kunnen kijken is een voorrecht.
Allemaal een beetje slecht??
Zou het?
Wie het weet mag het zeggen
Jan Zwemer
rund
vervolg van pag. 7.
voor de grens jezelf al beperkingen oplegt.'
De achterban van het Zeeuws Coördinatie
orgaan kennende, zal zelfs het organiseren
van een demonstratie nog wel eens moeilijk
kunnen zijn. Het is te verwachten, het is
zelfs al enkele jaren de praktijk, dat de
doctorandussen van de milieu-afdelingen
bij de overheid en van de milieufederatie
elkaar rapporten en nota's toeschuiven,
daarover vervolgens weer een aantal malen
zullen vergaderen om een compromis tot
stand te brengen, dat dan naar de
beslissende politicus gaat die het weer naast
zich neer kan leggen. Tenzij het de federatie
lukt een deel van de rond 4.500 leden aktief
te maken.
'De mensen zijn nog wel geïnteresseerd in
milieuzaken en aan ons is de taak ze erbij te
betrekken', vindt Jan de Vries. Het eerste
resultaat is het Zeeuws Platform tegen
Kernenergie dat een groot aantal organisa
ties vertegenwoordigt. 'En dat zijn niet
alleen mensen uit natuurbonden, daar zit
ook Stop Borsselc bij.'
Milieu-edukatie is een andere manier om de
mensen te interesseren, de nodige deskun
digheid bij te brengen en aktief te maken.
De helft van de beschikbare mankracht
werkt aan edukatie. Volgens Jan de Vries
begint het op het gebied van de planologie
vruchten af te werpen. 'De mensen gaan
zelf op pad. Ze stappen naar de gemeente
om zelf hun bezwaren of opmerkingen over
bestemmingsplannen kenbaar te maken.
Dat hangt ook weer samen met deskundig
heid. Je moet er iets van af weten voor je
zo'n stap kan zetten, maar je moet je ook
weer niet van het kastje naar de muur laten
sturen. En het begint met kleine dingen in je
buurt.'
Ad de Jong
zou de centaur, net als de zeemeermin, vroeger ook in de zeeuwse contreien gehuisd
hebben? de passie voor het ringsteken én de traditie van het versieren van manen en
staarten der paarden wijst wel in die richting.
Joop Dam
16