Nehalennia zomer 2020 nr. 208
de heer Leijdesdorff, die blijkbaar de Friesche taal goed
spreekt en leest, een ieder had opgewekt om krachtig
mede te werken tot het bevorderen van den bloei der ver-
eeniging, werd, na het zingen van het Friesche volkslied
en na nog eenige gezellige o ogenblikken, de vergadering
gesloten."
Deze eerste bijeenkomst had plaats in Vlissingen, in de
zaal van de heer Stofkoper, aan de Grote Markt. Maar om
dat de vereniging zich richtte op Friezen wonende in Vlis
singen en Middelburg, was besloten om de volgende bij
eenkomst van de Fryske krite - de Friese kring - "Fier fen
hüs", in Middelburg te houden.4 Deze oriëntatie op twee
steden zag je ook terug in de samenstelling van het eerste
bestuur: uit Middelburg de heren A. Adema en F. Rozenga
(skathalter/penningmeester) en uit Vlissingen de heren L.
Leijdesdorff (foarsitter/voorzitter), S.D. Bijlsma (skriuwer/
secretaris) en J. Bouma. Deze benadering had effect en
rond augustus 1903 telde Fier fen hüs al 40 leden. De ver-1
gadering besluit dan ook om als buitengewoon lid toe te
treden tot de te Leeuwarden gevestigde "Krite voor taal en
schriftkennisse." Een kring met ongeveer 450 leden.5
De winterjounenocht van 6 februari 1904, te Vlissingen en
opnieuw bij de heer Stofkoper, is een doorslaand succes:
Ruim honderd aanwezigen, waaronder twaalf niet-Friese
leraren die het 'fenomeen' van de Fryske krite kwamen
onderzoeken. Het lid de heer S. Willems biedt de krite een
Friese vlag aan, er worden vijf voordrachten gehouden
en vanaf twaalf uur - na het traditioneel zingen van het
Friese volkslied - is het dansen geblazen. Toch is het niet
altijd succesvol, want in mei 1904 komen er slechts twintig
leden naar de bijeenkomst. Eenzelfde aantal in november
het jaar daaropvolgend. En dan blijkt, volgens de journa
list van de Vlissingse Courant, de dansmuziek ook niet zo
geweldig te zijn.
Anders is het op 28 februari 1906. Vijfenzeventig perso
nen waaronder een aantal dames in klederdracht: "protte
froulju mei it gouden earizer op". De lezing werd verzorgd
door Lützen Wagenaar (Heerenveen 1885 - Middelburg
1910) en ging over de Friese Vondel Gysbert Japicx (1603-
1666).6 Deze Friese Renaissance schrijver kan worden
gezien als de grondlegger van het Fries als geschreven taal.
Zijn beroemdste werk verscheen postuum in 1668: "Frie
sche Rymlerye".
Ondertussen is Leijdesdorff als voorzitter in maart 1905
teruggetreden ten gunste van J.D.C. de Vries.7 De nieuwe
voorzitter krijgt een jaar later te maken met een kleine
crisis. Een lid van de vereniging biedt aan om de kosten te
betalen, die onnodig hoog zijn vanwege het reizen tussen
Vlissingen en Middelburg. Het ledental was, wellicht door
de kosten, al gedaald tot slechts zeventien. De secretaris
laat in het tijdschrift 'Sljucht en Rjucht' - in 1907 - daar
over noteren: "It het altyd in slim wirk wést om mei sokke
kitelhoarinige ljue as de Friezen binne, goed lan to bisilen,
seis al giet it foar de wyn." Het ledenaantal loopt weer op
tot 33 in 1908. Op 16 februari van dat jaar wordt de heer
mr. B.F.W. von Brücken Fock (1841-1910) - oud-directeur
van het Zeeuws genootschap -tot erelid van Fier fen hüs
benoemd.8 De krite viert dan haar vijfjarig bestaan. Maar
desondanks blijft het ledenaantal van de krite dalen. Daar
kan zelfs de lezing van Oene Anes Bouma - student oude
talen te Amsterdam - met de titel "it tien en oar oer Frys-
lan en de Friezen" niets aan doen. Zoals in het jaarverslag
1908 van 'Selskip 1844' (Genootschap voor Friese taal en
letterkunde) schrijft: "Fier fen Hüs is yn e kwining; de
rjuchte fleur is der ut." Oenes lezing op 8 januari 1909 was
de laatste....
Tot 26 november 1920: de heroprichting van de krite. Ook
hierbij speelt Louis Leijdesdorff een rol. In de Middelburg-
sche Courant van 25 november wordt het als volgt aange
kondigd: "Vrijdag 26 November. Oprichtingsvergadering
Friesche vereeniging St. Joris 8 uur." Kort en bondig.
De heer Jelle A. Visser wordt voorzitter en Leijdesdorff
vice-voorzitter. Omdat er niet zoveel leden uit Vlissingen
afkomstig zijn besluit men om in die stad een propagan-
dabijeenkomst te organisêren. Dat lukt niet direct. Begin
1922 is het zover. In de schouwburg "de Oude Vriend
schap" treedt het duo Krips en Molenaar op voor zo'n hon
derd aanwezigen. Even na twaalf uur kwam er een extra
tram voorrijden om de Middelburgers terug naar huis te
brengen. Maar volgens de overlevering zou Leijdesdorff
tegen de trambestuurder gezegd hebben: "Bring jou reau
noch mar efkes yn 't weinhüs en freegje trije üre mar ris
ho fier as wy binne." Ook de uitbater van de schouwburg is
tevreden en laat per briefje weten dat er geen zaalhuur in
rekening zal worden gebracht.
Opnieuw kiest men ervoor om afwisselend of in Vlis
singen of in Middelburg bij elkaar te komen. Wat opvalt
is dat voor de bijeenkomsten vaak een spreker vanuit
Friesland wordt gevraagd. In 1922 komt Sjouke de Zee
sr. (1867-1954) - naast schrijver, lekenprediker en lid van
Provinciale Staten van Friesland - naar Vlissingen voor
een lezing getiteld 'Hwerom Friezen?' Als dank voor zijn
causerie ontvangt hij twaalf zilveren Zeeuwse knoppen.
Ook weet hij nog een aardig aantal van zijn boeken te ver
kopen. Een ander voorbeeld is frou Rienks uit Laren die
in 1934 voordrachten geeft. Een van deze voordrachten is
het toneelstuk van H.A. Bierma: 'de Wyld fen Hottinga-
state'. "Sa 't Mefrou Rienks de 13 rollen it stik nei foaren
brócht is wrychtich in wünder. It kin net oars sein wirde:
whet hja üs dizze joun bean hat, wier mear den maoy en sa
't de foarsitter yn it slütwird sei, hoopje we Mefrou Rienks
faker yn üs midden te sjen."9 Van de eigen krite is het de
voorzitter - de heer Visser - die met enige regelmaat een
praatje houdt.
Daarnaast is Jelle Visser ook de toneelleider van de krite.
Verschillende stukken van Friese toneelschrijvers worden
opgevoerd. Op 18 januari 1925 twee stukken van Yme
Schuitmakers (1877-1961); een vernieuwer van het Friese
volkstoneel die schrijft in een sociaal-realistische stijl a la
Herman Heijermans.
Maar ook hier komen sommige spelers en gezelschap
pen van buiten Zeeland langs. Bijvoorbeeld het echtpaar
Barend (1890-1968) en Martje (1891-1942) van der Veen-
Wiersma. Zij brengen op 29 januari 1929 drie stukken:
'It greate offer', 'Kryne Geart ef de mislearre Reis' en 'De
Omkesizzer.' Op 20 november 1931 treedt het echtpaar
nogmaals voor de krite op. Ditmaal in een zaal van het
bekende Vlissingse hotel Britannia.
Wat opvalt is dat het kritebestuur er zelfs in slaagt om