19 In gesprek met Peter Noordermeer Een leven lang dialect Tot ongeveer mijn vierde levensjaar wist ik niet beter dan dat er maar één taal was, en wel de taal die wij thuis spra ken: Zeeuws. Nadat wij naar Scheveningen verhuisden, was ik op school opeens dat jongetje dat zo raar praatte. Toen al moet mijn aanleg voor talen zijn opgevallen, want binnen een paar weken sprak ik plat Haags, zo plat dat ze er thuis wat van zeiden. Weer terug op Schouwen- Duiveland was ik het jongetje dat al zo goed netjes' kon praten en daarbij mijn klasgenoten de loef afstak. Toen ik een jaar of vijftien was, werd ik op zaterdagen en in de vakanties hulpje bij melkboer De Ronde in Bruinisse, waar ons gezin inmiddels was neergestreken. Van toerisme was er nog nauwelijks sprake. ABN werd alleen gesproken door hierheen verdwaalde onderwijzers en ambtenaren en het volkje van de Deltawerken die in volle gang waren. Maar dat veranderde snel. Ik wist al gauw achter welke deuren Bru's werd gesproken en achter welke op zijn over- waters'. Deltawerken Mijn beide ouders werkten op het klamp De Stoofpolder in Bruinisse, waar de Deltawerkers door de week werden ondergebracht. Daar maakte ik eigenlijk voor het eerst uitgebreid kennis met de verschillende dialecten die in ons land werden gesproken, van het snauwerige Gronings tot het meer zangerige Limburgs. In de aanloop naar de aan leg van de havens en de Grevelingendam overheerste het Werkendams. Hoewel Werkendam in Brabant ligt heeft het Werkendams weinig kenmerken van het Brabants. (De mensen zijn er op een paar na ook niet katholiek.) Maar juist in die plaats woonde het volk dat door de eeuwen heen vertrouwd was met de strijd tegen het (Biesbosch-) water en dat zeer bedreven was in het maken van zink- stukken en het verstevigen van dijken. Zo leerde ik onder meer wat wiepen zijn en hoe die toen nog met de hand werden gemaakt. Daarna leerde ik er zelfs wat Hongaars nadat eind 1956 na de opstand in Boedapest Hongaarse vluchtelingen in De Stoofpolder werden gehuisvest. Egy, ketö, harom.(Een, twee, drie. Kweekschool Zodra er stenen aan te pas kwamen herinner ik me de intrede van de Firma Boltjer uit Zwolle, waardoor ik in aanraking kwam met het Sallands. Ik ging dat ook na doen, en niet eens zo slecht ook. Wat dat betreft had ik het in dit leven als papegaai een heel eind kunnen schop pen. In september 1962 begon ik op de Bisschoppelijke Kweekschool in Oudenbosch waar ik op het internaat terechtkwam met vooral veel Zeeuws-Vlamingen, (Oost en West!), maar ook Brabanders (idem), Twentenaren en een handvol Zeeuwen van de Bevelanden. Het Zeeuws Vlaams was sterk in de meerderheid zodat er een soort onderlinge voertaal ontstond met sterk Vlaamse accenten. De oriëntatie op Vlaanderen was trouwens zo sterk dat we voor cultuur, zoals toneel, concerten en opera, vaker onze toevlucht namen tot Antwerpen dan op het naderbij gelegen Breda. Misschien kwam het ook door de leraar Nederlands, een Vlaming, die zo treffend uit De Witte van Ernest Claes kon voorlezen. Een van mijn medestudenten was Coen Hilbrink, thans historicus, bekend van radio en tv, met wie ik probeerde zijn Oldenzaals onder de knie te krijgen. Dat papegaaien bleef ik houden, al zou het in dit geval later nog van pas komen. Intussen had ik verkering gekregen in Doetinchem, waar ik mij moest bekwamen in het Achterhoeks, dat niet erg veel verschilde van het Twents van Coen Hilbrink. Plat Twents Na het hoofdakte-examen trouwden we en ik kreeg een aanstelling' op de Beatrixschool in Zierikzee voor zeer moeilijk lerende kinderen. In de klas spraken we Zeeuws en 'Hollands' door elkaar, op de ouderavonden ook. Begin jaren zeventig belandde ik als leraar handvaardig heid op een internaat in Losser, Twente, voor enigszins ontspoorde jongens van 14 tot 18 jaar. Ik was daar een van de weinige niet-Tukkers. Vooral de mensen in de huishoudelijke dienst spraken zo plat Twents dat er niets anders opzat dan op een of andere manier les te nemen, en wel bij de plaatselijke carnavalsvereniging. Dat was een leerzame periode, tenminste als je er niet te veel bier bij dronk. In 1975 gingen we terug naar Zierikzee. Het werk in Los ser was geweldig leuk, maar wonen in Twente op zand grond en tussen bomen is niets voor mij. Dus toen de directeur van de Beatrixschool belde dat hij een klas had waar vier leerkrachten huilend uit waren weggelopen, heb ben we de verhuiswagen richting Zeeland gebeld. Daar hield ik na vier jaar het onderwijs voor gezien, stapte over Nehalennia winter 2019 nr. 206 naar de journalistiek en verhuisde met vrouw en kinders naar Gouda. Van een dialect is daar nauwelijks sprake, al heeft het Gouds, net als het Leids, een beetje een zeurderig timbre. Buitenland Ik heb lange tijd gewerkt als redacteur van FNV Maga zine, het ledenblad van de FNV met een oplage van een miljoen. Daarbij hoorde ook een hele reeks internationale contacten. Appeltje eitje, zult u denken. We hebben toch allemaal Frans, Duis en Engels gehad, tenminste als je van voor de 'Mammoetwet' bent. Maar ook toen leerden ze je niet dat ze in het buitenland ook dialect spreken. In het Duits was ik wel wat gewend vanwege de Duitse tv die je in Losser kon ontvangen en waar regelmatig dialect werd gesproken, al was het maar door spelers van de FC Bayern München. Maar bij een interview met een Engelse vak bondsvoorzitter uit Leeds, Yorkshire, heb je toch echt een tolk nodig. Of bij een werkbezoek aan Weense collega's die het vertikken om gewoon Duits te spreken maar volhar den in een soort geitachtig en zangerig gemompel. Mijn eerste vrouw, die uit Doetinchem, stond wel even met haar oren te klapperen, toen ze mij bij mij thuis voor het eerst plat Zeeuws hoorde praten. Mijn tweede vrouw had Zeeland al bereisd voordat ze mij ontmoette, dus zij schrok daar wat minder van. Schoolpleinen Op de redactie van FNV Magazine, die ik hierboven noemde, zaten we in Amsterdam - puur toeval - met drie Schouwen-Duivelanders en een vrouw uit Schoonebeek, Drenthe. Indien nodig schakelden we over op het Zeeuws als we vonden dat wat we bespraken anderen geen zier aanging. We hebben er nog eens Omroep Zeeland mee gehaald. Ik, geboren in Zierikzee, woon na al mijn omzwervingen nu vijftien jaar op Dreischor Mijn vrouw, een Gooise, wil hier ook nooit meer weg. Ze verstaat het Zeeuws, maar doet gelukkig geen poging het te spreken. Op de schoolpleinen hoor je weinig dialect meer. Dat heeft enerzijds te maken met de mobiliteit van mensen. Hoeveel echte autochtonen leven er nog in Dreischor, het dorp waar ik woon? Ik stipte het al eerder aan, je had 'netjes praten' en dialect, waarbij dialect toch als minderwaardig of in elk geval als minder wenselijk werd gezien. ABN was immers de taal van de dokter, de dominee, de burgemees ter en de pastoor. Van de notaris en de gemeenteontvan ger, van de trouwambtenaar en de grafredenaar. In het buitenland gaat het net zo. Het dialect trekt zich terug, of liever, laat zich wegduwen door het geweld van de media. Zelfs de dialectverenigingen zuchten onder de hoge leeftijden van hun leden. Voor de jaarvergaderingen wordt er vooral gekeken naar de hoeveelheid rollators die de zaal kan bevatten. Misschien dat een van onze kleinkinderen zich later pro beert te herinneren: 'Wat was ook alweer dat rare taaltje dat opa en oma vroeger met elkaar spraken?' Hoe dat er op een telefoonschermpje uitziet weet ik niet. Waar schijnlijk een korte txt, een paar gerimpelde smileys met veel??? Uit de regio's Gelukkig niet verdwaald Tijdens onze trektocht door Zeeland, ontdekten we een richtingaanwijzer in de tuin, die onze aandacht trok. Zo maar in de polder, ergens onder Biervliet. Eigenlijk zijn deze richtingsborden niet meer van deze tijd. Ga je op pad, dan heb je meestal wel je smartphone bij je om allerlei inlichtingen op te vragen. Of je hebt een routeplanner. Verdwalen is er niet meer bij. Dit bord is merkwaardig. Niet alleen omdat er veel in formatie op staat. Nee, het zijn de namen van de dorpen rond Biervliet die in dialect zijn geschreven. Zagen we dat niet eerder in Friesland? Juist. In elk geval een oplossing voor een dialectspreker, die naar Biervliet, Hoofdplaat, IJzendijke, Hoek, Philippine of de Paulinakaai wil. Bij deze laatste locatie staat het be kende bevrijdingsmonument voor de Canadezen, die in de nacht van 7 op 8 oktober 1944 landden uit Terneuzen om westelijk Zeeuws-Vlaanderen te bevrijden. Heeft u ook iets in dialect gezien, zoals een naam op een woning, boerderij of de aanduiding van een straat, dan houden we ons aanbevolen. v'i, - fZENMKk Projed-Zeeuws-Vlaanderen Deze keer kwamen we samen op woensdag 16 oktober in Biervliet. Het was een gezellige middag, waarin veel ruim te was om onderling met elkaar over het dialect in onze streek te praten. We zagen ook een paar nieuwe gezichten en dat is altijd leuk. Nadat we ruime aandacht hadden geschonken aan de vragenlijst, kwam het spannendste van de middag. Het is gebruikelijk dat iemand van de aanwezi gen een voorwerp meeneemt en daarover vertelt. Het was Peter Noordermeer. Foto Annemieke Willemsen

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2019 | | pagina 11