Nehalennia winter 2017 nr. 198
De dijkdoorbraken, het ontstaan van de ramp
Onderschatting van het overstromingsgevaar
Aan het begin en aan het einde van de Tweede Wereldoor
log werd een deel van de polder onder water gezet. Met
deze inundaties werd geprobeerd de opmars van militai
ren te vertragen of te voorkomen. Een groot deel van de
bevolking had het waterpeil van deze inundaties nog in
het geheugen. Dit moet gemiddeld enkele tientallen cen
timeters zijn geweest. Dat dijkdoorbraken een waterstand
van 3,5 meter in de polder zouden kunnen veroorzaken,
beseften blijkbaar weinigen.
Men besefte blijkbaar ook niet dat het laagwater, dat uit
bleef op zaterdagavond 31 januari, wel eens gevolgd zou
kunnen worden door een vloedverhoging van een paar
meter. Toen het water steeg, zag men het gevaar daarvan
niet direct in. Als er alerter was gereageerd, waren er zeer
zeker minder mensen verdronken. De mensen hadden
dan wellicht een hogere, veiliger plaats kunnen opzoeken.
Voor een grootschalige evacuatie, zo die al op gang ge
bracht had kunnen worden in de korte tijdsperiode tus
sen de hoogwaters, ontbraken simpelweg de middelen.
Bovendien: waarheen hadden al die mensen geëvacueerd
moeten worden?
Gebrekkige communicatie
Buiten de getroffen gebieden duurde het vrij lang voordat
men enig besef had van de omvang en de gevolgen van de
ramp voor de bewoners van de overstroomde gebieden.
Hierdoor ging er enige tijd overheen voordat er groot
schalige evacuaties op gang kwamen. Gelukkig kon door
oplettendheid van vissers uit Yerseke en van mensen uit
Hansweert reeds in de rampnacht een groot aantal men
sen gered worden. Deze redders waren met gevaar voor
eigen leven met kleine bootjes actief.
Doordat de storm hoge golven veroorzaakte, sloeg er zelfs
al voor het feitelijke hoogwatertijdstip op veel plaatsen wa
ter over de Muralt-muurtjes de polder in. Dat water door
drenkte het binnentalud (binnenbeloop) van de dijken,
waardoor dit talud op tal van plaatsen begon te verzakken,
de dijken verzwakt werden en bressen werden geslagen.
Veel van de dijkbreuken zijn op deze wijze van 'binnenuit'
ontstaan. Het overslaande water vulde aanvankelijk de
sloten en de kreken in de polder. De grote dijkbreuken die
hier op volgden veroorzaakten in de polder vloedgolven.
Gebouwen konden de druk van het water niet weerstaan,
of de stroming sloeg stukken uit de muren, waardoor deze
instortten. Ook meegesleurd wrakhout heeft gebouwen
beschadigd.
Doordat bij de Veerhaven van Kruiningen de vloeddeuren
in de coupure (hoogte 3.60 m NAP) niet op tijd geslo
ten zijn, is uiteindelijk het gehele veerplateau, inclusief de
dijken, door een enorme doorbraak vernield. Doordat in
de westelijke havendam een gat was geslagen, kregen de
golven namelijk vrij spel op de in het begin van de nacht
al overlopende coupure in de oostelijke Veerhavendijk.
Vervolgens is bij de Veerhaven alles in een kettingreactie
gegaan. Na het ontstaan van een doorbraak in de dijk
richting de Polderweg zijn het veerplein en de havendijken
razendsnel onderspoeld geraakt en vervolgens volledig
weggespoeld. Dat er iets gaande was, is niet onopgemerkt
gebleven. Er is door de Kruiningse brandweer nog gepro
beerd de bevolking te alarmeren door het luiden van de
klokken. Er zijn nog mensen uit het dorp naar de dijken
onderweg geweest om te gaan helpen, maar die zijn snel
naar het dorp terug gevlucht omdat het water zo snel
steeg.
Bij de doorbraak ontstond een zeer sterke stroming. Hier
door zijn de veerboot 'De Willemsdorp' en de complete
reservesteiger met grote kracht de polder ingeslingerd. Het
water voerde een stuk van de reservesteiger van de Veer
haven zelfs tot midden in het dorpje Oostdijk, verderop
in de polder, mee. De vloedgolf, hoog en krachtig genoeg
om de veerboot een paar kilometer drijvende te houden,
heeft alles op zijn weg meegesleurd. Vermoedelijk heeft de
veerboot 'op drift' nog huizen geramd. Aan de Polderweg
zijn dertien mensen verdronken en een aantal boerderijen
en huizen zijn in de golven ten ondergegaan. Ook een
voor de storm gevlucht binnenvaartschip dat in de Veer
haven lag afgemeerd is van zijn ligplaats geslagen en met
een enorme kracht tegen het bloot gespoelde viaduct in de
Veerweg gedrukt. Daar brak het in drie stukken.
De vloedgolf heeft verderop ook een zeer grote aanslag
gepleegd op de Kadijk en de Lavendeldijk, de tussen de
Kruininger en de Waarder polder gelegen binnendijken.
De Kadijk brak op zondag 1 februari 1953 op dertien,
en de Lavendeldijk brak op twee plaatsen door. Door de
doorbraken van deze binnendijken kwam het dorp Waar
de en de omringende Waarderpolder ook onder water te
staan. Het dorp Oostdijk, dat in de stroomrichting van de
vloedgolf lag, werd grotendeels verwoest. De bevolking
van Oostdijk was gelukkig reeds op tijd voor het dreigende
gevaar gewaarschuwd. Ondanks dat zijn hier toch nog een
aantal mensen verdronken.
Verwoeste boerderij in de polder van Kruiningen.
Naast de Veerhaven ontstonden nog twee volledige dijk
doorbraken in de Westerscheldedijk. Een ten westen van
de Veerhaven aan het eind van de Sandeeweg en een ten
oosten van de Veerhaven, bij de Polderweg (Den Inkel).
De plaatsen van de drie doorbraken staan in de volks
mond ook nu nog bekend als het eerste, tweede en derde
gat: Sandeeweg, Veerhaven en Den Inkel. Deze volledige
doorbraken zijn niet direct ontstaan op het moment van
de eerste stormvloed. De brandweercommandant van de
Kruiningse vrijwillige brandweer, Rinus le Clerq, maakt