I
Een partie lant van outs genaamd Toebatx lant
Nehaiennia voorjaar 2017 nr. 195
Tabaksteelt in Veere in het begin van de 17e eeuw
Toebacxlant
19
Tegenwoordig wordt algemeen aangenomen dat de eerste inlandse tabak in Veere is geteeld. De Middelburgse arts Caspar
Pelletier vermeldt de tabak al in 1610 in zijn flora van wilde en gekweekte planten die op Walcheren voorkwamen1.
H. Midavaine
De Bremer arts Johann Neander schrijft in zijn werk
Tabacologia uit 1622 dat er in Zeeland een koopman was
die jaarlijks met grote kosten ongeveer vijf gemet land,
dicht bij Veere gelegen, met tabak beteelde, de bladen
droogde en opmaakte op de Indiaanse wijze en ze ver
volgens met groot voordeel verkocht. Hij voegt eraan toe
dat het gebruik van deze bladen gedurende reeds bijna
een decennium in deze streken zo was toegenomen dat
in plaats hiervan de Virginische of uitheemse tabak niet
zeer gezocht meer was. De laatste opmerking slaat op het
medicinale gebruik en niet op dat als genotmiddel door de
tabak te roken. Uit zijn mededeling dat het gebruik van de
inlandse bladen gedurende reeds bijna een decennium was
toegenomen, kunnen we opmaken dat de teelt bij Veere
rond 1610 moet zijn begonnen2.
Kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoor
log heeft dr. H.K. Roessing door archivaris mr. L.E. de
Brakke onderzoek laten doen naar de locatie van het
tabaksveld. Dit leverde alleen een perceelsnaam en enkele
transporten van het land van meer dan een halve eeuw
later op3. Met deze gegevens als uitgangspunt heb ik het
onderzoek naar de locatie en de identiteit van de teler
voortgezet.
De vroegste vermelding van het 'Toebacxlant' in Veere
komen we tegen in een hypotheekakte van 20 februari
1673. Eigenaren waren toen Adriaen van Geluwe, Govert
Bongert en Johannis Figuere, de eerste voor een derde
deel en de laatste twee samen voor twee derde delen.
Ze hadden het land enige jaren daarvoor van Elisabeth
Jacobs, weduwe van Jacob Penne, geërfd, Adriaen als
haar tweede man en Govert en Johannis als haar schoon-
Adriaen van Geluwe woonde in Vlissingen, waar hij in
1651 als lidmaat van de Nederduitsch-gereformeerde kerk
was ingeschreven. Het lidmatenboek geeft als adres op:
'Over de Sasbrug'. Van 1660 tot 1665 was hij waterklerk
van de Westwatering op Walcheren en in 1662 werd hij
daarnaast ook ontvanger van de 100ste penning over de
Oostwatering van Veere5.
Elisabeth Jacobs had uit haar huwelijk met Jacob Penne
drie kinderen: Jacob, Esther en Elisabeth. Esther was
getrouwd met Govert Bongert en Elisabeth met Johannis
Figuere.
Op 18 oktober 1670 liet Jacob Penne junior bij notaris Jo-
han Sterck uit Vlissingen zijn testament opmaken. Hij liet
er in vastleggen dat de kinderen van zijn zusters Esther en
Elisabeth een kwart van zijn nagelaten goederen zouden
erven. Na zijn overlijden, waarschijnlijk op het eind van
1672, werd dit deel getaxeerd op 110. In de hierboven
genoemde hypotheekakte bekennen Adriaen, Govert en
Johannis voor schepenen van Veere dit bedrag aan de
kinderen schuldig te zijn, en geven als onderpand: 'De
nombre van een partie lant groot 5Vi gemef 5 roede, gele
gen in Sandijck in fieter Jansen blocq folio 63 verso, van
outs genaamd Toebacxlant'. Omgerekend naar ons metriek
stelsel was het perceel 2,16 ha groot6.
In 1679 werd de hypotheekakte geroyeerd omdat het
tabaksland als onderpand door het huis De Slijpsteen in
Vlissingen was vervangen. Daarna droeg Adriaen op 28
april 1679 zijn derde part van het tabaksland over aan
Govert en Johannis7.
Tabaksplant