Handtekening van G. van Calmthout op een moerbalk, werkzaam als schilder aan een verbouwing in het Slot Oostende in 1858. schoorsteen, een grote kamer met schoorsteen, een saletje met schoorsteen, een gang, een boerenkookkeuken, een pottebank, de bovenste slaapkamer, een zolder, een turf- kot, een achterzolder, een kelderwinkel, een winkel en tot slot het erf en de stallen.19 Het dendrochronologisch onderzoek naar planken uit de vloer van Slot Oostende geeft aan dat de oudste planken dateren uit de tweede helft van de 18de eeuw (na 1771 en 1785). Wanneer we aannemen dat het niet gaat om hergebruikt hout, heeft men in de nieuwe horeca gelegen heid rond die periode een nieuwe grenen vloer gelegd.20 Diverse kroniekjes en almanakken uit de 19de eeuw beste den aandacht aan het slot, waarover het prettig roman tiseren was. De gebouwen werden geleidelijk aan verder ontmanteld en afgebroken. Marmeren kolommen van de schoorsteen in de slotzaal kregen hun laatste bestemming als stutten onder de takken van de moerbeiboom.21 Eige naar sinds 1840 werd Jan Koens, die grote verbouwingen liet uitvoeren. Hij bouwde aan de noordzijde een brede aanbouw, waarin diverse gelagkamers kwamen. Ook hij koesterde de Jacoba-mythe door een duiven- en hand boogschutterij onder haar naam in het slot te stichten. Hij liet het bouwdeel aan de Singelstraat, de herberg, in 1887 met een verdieping verhogen. Mogelijk dat hij de stenen 'wijnrekken in de kelder liet metselen. Tijdens de restauratie van de balken in de toren kwam de naam aan het licht van G. van Calmthout. Deze persoon was schilder binnen de stad Goes en heeft blijkbaar tijdens één van de verbouwingen/herstellingen aan het slot schil derwerk verricht. Hij zal daarop zo trots zijn geweest dat hij dit heeft gesigneerd. De omgeving van het slot veranderde ook ingrijpend. Al in 1815 was aan de zuidzijde een rooms-katholieke kerk gebouwd. Deze werd in 1906 door een nieuwe kerk vervangen. Op de plaats van de kerk van 1815 werd de nieuwe pastorie gebouwd. Direct samenhangend met de aanwezigheid van de kerk aan de zuidzijde van Slot Oostende zijn 2 inhumaties die tijdens het archeologisch onderzoek in 2013 zijn aangetroffen. De school uit het midden van de 17de eeuw aan de oostzijde van het kasteel terrein werd rond 1900 vervangen door het pand van Mas- see, een bedrijf in landbouwmechanisatie. Daarna werd het al geruime tijd gesloten kerkhof rondom de Grote of Maria Magdalenakerk steeds verder bestraat om aan de verkeers- en parkeerdruk tegemoet te komen. Met name de bodediensten, ondernemers die met paard-en-wagen, later vrachtauto's, onophoudelijk tussen Goes en de Be- velandse dorpen met boodschappen reden, zorgden voor veel drukte aan de Singelstraat. Helemaal ingrijpend voor het slot was in 1928 de bouw van een bioscoopzaal die het terrein voor de helft in beslag nam. Nieuwe ondernemers gebruikten het slot naar hun eigen inzichten en de behoef ten van hun tijd. Van de oorspronkelijke toren was toen al niets meer te zien. Zelfs de kelder verdween voor tiental len jaren achter een betimmering en was onbereikbaar. Toen het pand van Massee in 1970 plaats moest maken voor een vestiging van de ABN-AMRO-bank kwam de fundering van de klokkentoren in de vroegere oostgracht weer tevoorschijn. Rond het jaar 2000 werd de gemeente Goes eigenaar van het rijksmonument. Een onderzoek toonde aan dat niet al leen de keldergewelven de moeite van het behouden waard waren, maar dat ook de opgaande muren van de kasteel toren nog intact waren. De sloop van de bioscoop in 2011 was de start voor archeologisch onderzoek. In 2016 begon een restauratie door nieuwe eigenaren, wat een buiten gewoon verrassend en fraai monument heeft opgeleverd. Keldergewelf Slot Oostende

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2017 | | pagina 12