Nehalennia zomer 2015 nr. 188 der om naar zolder te gaan, was donkerblauw (konings blauw) geverfd. Dit was gemaakt van de balderen van de weideplant. De zolder werd gebruikt als graonpiezel. Maar die was ook de bewaarplaats van de dopzeef, de dorsvlui en de waterdopkanne. De bakkeet Tussen de schouwe en het schutsel, was een binnendeur gemaakt die toegang gaf tot de aangebouwde bakkêête. Naast de gevel van de woonkamer vinden we in de bak keet de buitendeur met een onder- en bovendeur, die voorzien zijn van een klienke met grendel. Hiernaast was het kêêtraomeen schuifraam met meerdere roeden en blinden. Het was een bakkêête met een aarden voer en een haard vuur. De muule van de bakoven was hierboven. Om de rook van de haard wat op te vangen, was de schouwboe- zem hiervoor wat uitgebouwd. Rondom het haardvuur was een ijzeren plaat van zo'n 30 cm breedte en 2 cm dikte. Sanne trok eerst de gloed naar die plaatAls hij goed warm was, werd die met een ijzeren vork en een stuk vet spek goed ingesmeerd. Ze bakte zo altijd de biestkoeken op de vrijdagmorgen. De oven werd gestookt met musters. Het deeg kneedde op de plavuizen vloer van de oven. Van het overgebleven deeg werd een ovenkoeke gebakken. "Voor moeder," zei Sanne dan. Maar meestal kreeg ik er ook de helft van. Die was warm, werd gesmeerd met boter en rijke bestrooid met bruine suiker. Tegen de eindgevel van de bakkeet, hing aan een spijker den trog op met de trogkrauwer ernaast. Aan de andere kant van de haard was de plaats van de overaokel en paole. Eronder stond de doofpot. Tegen de achtergevel was hier ook een bedstee getimmerd. Dit was de slaapplaats van Ko. Hier vóór was op de vloer een kiste gemaakt en dat was de slaapplaats van die zwarte hond. De keetzolder werd door Ko gebruikt om de goeie (betere) planken, welke waren aangespoeld op het strange, op te bergen. Men noemde dit gebuit 'out. Al het hout van het woonhuis en de bakkeet was buiten donkergroen geverfd. Zoals eerder gezegd waren de ramen wit. De muuran kers werden gezwart met koolteer. Op de hoek van het woonhuis bij de bakkeet, vinden we de regenbak met de omgekeerde putaoker op het deksel van die waterput en de akerketting. De teelbak was hier aan de andere kant van het baantje. De teelbak is een stellage van ongeveer 1 meter boven de grond, waarop men de geschuurde melkemmers liet uitlekken. Ook was hier een aardewerkse têêle aanwezig met enkele platte zeugen (werkborstels). Ook vast aan het huis gebouwd was de schuure met z'n gepotdekselde en met koolteerd geteerde planken. De deurgaten waren met witte verf afgezet. Het eerste dat men hier tegenkomt, is het aangebouwde karnhuis. De deur hiervan is vlak naast de huiskamerdeur met achterin de kelder. Achter in die achtergevel het kelderraam met een ingewerkte smeedij zeren staaf. Die was tegen inbraak! In de kelder was ook de bewaarplaats van het koelvat, waarin de boter werd bewaard. En erboven was een spijker in de muur geslagen, waaraan de beuterschraoper hing. Het kèrnuus was ook de bergplaats van de boterkarn, de spektobbe, de ontromer, de bonenpot en de wastobbe. De fiets van Marie en Sanne, vond hier ook een slaapplaats. De schuur Als we een paar stappen verder zijn langs de gevel van de schuur, vinden we de dorsvloer met de mendeure en daarin het lieket. Maar het eerst op de dorsvloer zien we het meelkot met de vèrkesemmer. En verder was daar aan elke kant van de dorsvloer een puie getimmerd. Boven de dorsvloer was het dilt met de diltbalken. Tus sen de puie en het kèrnuus was een kleine wienkeltje. Aan de andere kant van de dorsvloer tussen de puie en de eindgevel was de grootste wienkel. En langs de weg en de bochtstraote, daar was de koestal met zeven slieten. Aan de voorkant van elke sliet was de houten kribbe. Voor elke koe was een sliet gemaakt. In mijn jeugd waren hier maar 2 of 3 melkkoeien meer en een paar runderen. Achter de koeien was de achterdam met de wegloopgoot naar het gootegat in de weg. Boven de koestal was de kafzolder en de bergplaats voor het kant oöi. Langs de bochtstraote was de misput; ook wel de bocht genoemd. Tussen de weg van de koestal en de misput was de bochtstraote. Aan de andere kant van die misput stond het vèrkeskot. De regenbak. Gerard van de Velde, Oostburg. 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2015 | | pagina 35