Nehalennia zomer 2015 nr. 188
uitzondering vormde W.C. Braat, die aan de hand van
de houtbouwfase op de lage 'kernheuvel' van Borssele
weliswaar spreekt van een "vrij primitieve aanleg", maar
hierin toch het startpunt zag voor een "boeren-edelman"
die vanaf het begin een kasteelbouw voor ogen had "met
een enigszins verdedigbaar houten huis op een laag, door
een gracht omgeven bergje".30 Braat werd sterk beïnvloed
door de in zijn tijd veelgeprezen publicatie van de volledig
uitgewerkte opgraving van de 'Husterknupp' in Frim-
mersdorf bij Grevenbroich.31 Hier bleek zich onder de 6,5
meter hoge motte van de latere graven van Hochstaden
(tweede helft elfde eeuw) een 'kernheuvel' van 1 meter
hoog te bevinden (eerste helft elfde eeuw).32 Deze was
voorzien van een houten bebouwing en van een palis
sade. De 'kernheuvel' Kernmottewas, evenals de erop
volgende motte Hochmotteapart omgracht, zodat het
burchtterrein een duidelijke tweedeling kende. Dit in te
genstelling tot de daar weer aan voorafgaande fase (tweede
helft tiende eeuw), toen de site uit een ongedeelde (maar
wel omgrachte) vlaknederzetting Flachsiedlungbestond.
De met de Kernmotte samenhangende tweedeling wordt
als een sociale differentiatie beschouwd met betrekking
tot een elitair gedeelte (de Kernmotte) en een terrein met
ambachtelijke functies als voorburcht.33 De uiterst geringe
ophoging van slechts één meter voor de Kernmotte wordt
in de regel niet verklaard, omdat men er kennelijk geen
militaire betekenis aan kan toekennen. De vraag blijft
of dat laatste ook moet; het kan eveneens het gewenste
statusverschil hebben benadrukt.
In verband met de Zeeuwse 'kernheuvel'-problematiek,
waarvoor we binnen de rest van Nederland geen geschikt
vergelijkingsmateriaal vinden, is het gewenst eens naar het
zuiden te kijken. Per slot van rekening viel een groot deel
van Zeeland van de elfde tot de dertiende eeuw onder het
volledige of met Holland gedeelde gezag van de graaf van
Vlaanderen.
Voor de provincie Oost-Vlaanderen wordt een dertigtal
motte-burchten geteld, waarvan er nu nog 16 over zijn.
Een inventarisatie van West-Vlaanderen (plus het aan
palende arrondissement Duinkerke) geeft 31 'serieuze'
mottes en nog een veertigtal kandidaten uit historische
15
Buttinge, kernheuvel. Opgraving 1951 (Van Heeringen 1995, 55).
43 Opgravingsplattegrond
van een terpje te Buttinge
op Walcheren (1951).
Oorspronkelijke publikatie-
tekening.
Legenda:
1paalkuil of -gat,
2. vlechtwerk,
3. verbrande leem,
4. plaggen,
5. humeuze grond,
6. verwerkt,
7. houtskool,
8. schopsteek,
9. baksteenpuin,
10. oud maaiveld,
11afzetting Duinkerke II,
12. veen,
13. bouwvoor.