marinebatterij bij Breskens niet in staat de gevraagde artil- leriesteun te verlenen. Het gevolg was dat Middelburg ter bescherming van de linkerflank, zonder directe noodzaak enkele keren door het Franse geschut vanaf Breskens werd beschoten. Volgens een latere inventarisatie door de brandweercommandant zijn er 30-40 granaten in de bin nenstad gevallen.12 Door gebrek aan brisantgranaten wer den daarvoor granaten tegen zeedoelen gebruikt. Dat type veroorzaakte bij een treffer geen verwoestende schokgolf, maar extreem veel hitte zodat het centrum op tientallen plaatsen was gaan branden.13 Veel bewoners verlieten als gevolg van de beschietingen en de branden alsnog de stad. In de loop van de middag werd duidelijk dat het brandweerkorps en de enkele vrijwil ligers niet in staat waren met de steeds meer haperende blusmiddelen de tientallen brandhaarden te bestrijden. Daarom werd de hulp ingeroepen van de brandweerkorp sen uit de omliggende gemeenten en dorpen, nadat de branden zich aaneen begonnen te sluiten en een onbe heersbare stadsbrand dreigde. Pas tegen de avond van de volgende dag kon 'brand meester' worden gegeven, maar toen was de binnenstad geheel uitgebrand.14 Bij hun terugkeer zagen veel Middelburgers dan ook dat hun bezit intussen was veranderd in een rokende puinhoop. De opeenvolgende gebeurtenissen op 17 mei 1940 zijn als de 'rampdag van Middelburg' in de herinneringen van de stadsbevolking blijven hangen. Niet alleen viel Wal cheren die dag in Duitse handen; vooral de traumatische gebeurtenissen vanwege het oorlogsgeweld, de doden, de gewonden en de enorme oorlogsschade waren daarvan de oorzaak. Door de stadsbrand was het dagelijks leven totaal ontwricht geraakt en de bewoners ontredderd. Velen zouden een nieuwe start moeten maken bij wonen en ondernemen. Het stadsbeeld was onherkenbaar geworden vanwege de honderden uitgebrande panden en de massa's puin in de straten. Het aantal doden was beperkt geble ven tot 11, wellicht omdat de stad op aandringen van de burgemeester op vrijwillige basis was geëvacueerd.15 Er waren 575 panden en 20 openbare gebouwen door brand verwoest.16 Vooral het gebied tussen de abdij en het stadhuis op de markt bleek in een brede strook te zijn uitgebrand. De houten tussenverdiepingen en de daken van de oude ge bouwen waren verbrand en ingestort. En de kalkmortel als bindmiddel, waarmee de muren waren opgemetseld, was door de hitte onbetrouwbaar geworden. Al direct na de bezetting werden alle werklozen dan ook opgeroepen om de gevaarlijke muren omver te trekken en kreeg de stad het aanzien gebombardeerd te zijn zoals dat ook te zien was op de krantenfoto's van het gebombardeerde Rotter dam. Er zat niets anders op; de binnenstad moest worden herbouwd. Een wederopbouwplan werd gemaakt, voor lopige voorzieningen gemaakt en men begon met herstel werkzaamheden. De tekorten aan bouwmaterialen waren enorm. De wederopbouw duurde tot ver in de jaren zestig. In veel gevallen herinneren ingemetselde gevelstenen aan panden die weer uit hun as zijn verrezen. De schuldvraag De oorzaak van de fatale stadsbrand werd al direct toege schreven aan massale Duitse luchtbombardementen. Er waren bij een wolkeloze hemel immers veel vliegtuigen gesignaleerd, hoewel niemand zintuiglijk bombarderende vliegtuigen boven de binnenstad had gezien. Het werd als vanzelfsprekend aangenomen. Zij, de agressors, hadden immers ook Rotterdam gebombardeerd. En daarbij, op 15 mei waren er ook al bommen in Middelburg gevallen vanuit een aangeschoten Duitse bommenwerper waarbij toen meerdere doden te betreuren waren geweest. Een week na de rampdag, op 24 mei 1940, schreef de regi onale pers voor het eerst inventariserend over de omvang van de schade. Ook kwamen enkele ooggetuigen aan het woord, maar over de schuldvraag werd niets vermeld. Het Twentsch Dagblad Tubantia had daar een dag eerder wel aandacht aan besteed en motiveerde dat de Duitsers de stad hadden gebombardeerd omdat de Fransen zich daarin hadden verschanst.17 Op 31 mei verscheen in meerdere nationale en regionale dagbladen een artikel over de rampzalige gebeurtenissen in Middelburg. Dat was ontleend aan een interview met burgemeester Van Walré de Bordes als ooggetuige, en was door het Algemeen Ne derlands Persbureau (A.N.P.) verspreid. Voorafgaande aan plaatsing had de Telegraaf nog een aanvullend interview met de burgemeester gehad. Het ongeloof was groot bij Twee opnamen van de vernielde Sint-Jorisdoelen in het centrum van Middelburg, na de beschietingen en de brand op 17 mei 1940.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2015 | | pagina 4