Vijftig jaar Woordenboek der Zeeuwse Dialecten (WZD)1 Jacques Van Keymeulen Josua van Iperen, geboren in Middelburg en predikant te Veere, lanceerde in 1762 in de Leidse Tael- en dichtkun dige bijdragen een oproep 'tot het helpen toestellen van een oordeelkundig Nederduitsch woordenboek'. Dat idee leidde uiteindelijk tot het Woordenboek der Nederland- sche Taal (WNT), het uitgebreidste woordenboek dat er bestaat voor enige taal ter wereld. Toen de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in 1778 het initiatief nam om in alle provincies woorden te laten verzamelen, kwam ook een reactie van Adriaan Kluit, rector van de Latijnse school in Middelburg. Hij is waarschijnlijk de allereerste die Zeeuwse woorden (meer bepaald Walcherse) op een lijstje heeft gezet. Bekender dan Van Iperen of Kluit is uiteraard Johan van Dale, hoofdonderwijzer en archivaris in Sluis, die in 1872 - het jaar van zijn overlijden - de eerste druk van het nu toonaangevende Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, de zogenaamde Dikke Van Dale, bezorgde. Hij schrijft in het voorbericht: 'Het schrijven van een Woordenboek is een ondankbaar en verdrietig werk. Is er veel dat men heeft opgenomen of verbeterd, er is nog veel meer dat men vergeten heeft, dat de aandacht ontsnapt is en alzoo onverbeterd is gebleven.' De negatieve geluiden die in verband met het maken van woordenboeken vernomen kunnen worden, hebben in elk geval mevr. Hendrika C.M. Ghijsen niet afgeschrikt om toch aan een omvangrijk woordenboek te beginnen: het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten (WZD). Het WZD is een bijzonder woordenboek geworden, geschreven door een bijzondere vrouw. Het WZD is niet enkel bijzonder door zijn omvang en nauwkeurigheid, maar ook door het feit dat het door een vrouw is samengesteld - uiteraard met de hulp van talrijke medewerkers. Er bestaan momenteel in het Nederlandse taalgebied een paar honderd grote en kleine dialectwoor denboeken die via 'vrijwillige lexicografie' tot stand zijn gekomen - mij is enkel het WZD bekend als het werk waarvan een vrouw de leiding had, maar dat werd dan ook het beste. Naast (en na) mevr. Ghijsen moeten trouwens ook mevr. Van de Putte (de tweede secretaris van de Vereeniging) en mevr. Van den Broecke-de Man gememo reerd worden als de drijvende krachten achter de Zeeuwse dialectlexicografie. M.P. De Bruin schreef in 1979: 'Het mag bekend worden verondersteld, dat het samenstellen van een woordenboek een speciale mentaliteit vraagt. Alleen het corrigeren al vergt een inspanning om buiten zinnen te geraken, vooral wanneer men aan dialectwoordenboeken denkt'.2 De geleerde professor Scaliger zou al in de zestiende eeuw opgemerkt hebben dat een terdoodveroordeelde de keuze zou moeten krijgen tussen de executie of het schrijven van een woordenboek. Het is dan ook bijzonder dat er in Zeeland zoveel lexicografisch werk verricht is. Prof. dr. Jacques van Keymeulen tijdens een vergadering van de Wetenschappelijke Commissie van de ZVD in Zierikzee. Dr. Rika Ghijsen aan het werk.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2015 | | pagina 12