Van de Zeeuwse Dialectverênigieng
Van de redactiecommissie
Qeltikki£
ffieuwjaae
Als dit nummer bij u in de bus valt, is het inmiddels weer
de tijd van de feestdagen. Allerlei goede wensen worden
of zijn dan al uitgewisseld. Het valt mij op dat het steeds
vroeger in de maand december gebeurt en dat het aantal
digitale wensen steeds toeneemt. In mijn jeugd, in de jaren
vijftig van de vorige eeuw, kon je vlak voor de kerstdagen
goede wensen verwachten, maar de meerderheid kwam
toch zo rond nieuwjaar. Bovendien kreeg je toen eigenlijk
weinig kleurige kaarten. Bijna iedereen stuurde elkaar visi
tekaartjes met de vermelding g.n. erop. Die letters stonden
voor 'Gelukkig Nieuwjaar'. Ik herinner mij dat de postbo
de ze in Ouddorp ook op nieuwjaarsmorgen bezorgde. Ze
zaten in kleine witte envelopjes met een blauwe postzegel
van twee centen erop. Wilde je iemand feliciteren dan
gebeurde dat op dezelfde manier, maar dan schreef je p.f.
op het kaartje, wat 'per felicitatie' betekende.
Toen ik vandaag in een oud album met ansichtkaarten bla
derde om een foto van Tholen te zoeken voor 'M'n stikje'
kwam ik een fraai exemplaar tegen v&n een nieuwjaars-
Zêêuwse Dialect
Verênigieng
kaart. Ik haalde hem uit het album om naar het poststem
pel te kijken en zag het jaartal 1941. De datum was niet
meer te zien, want de postzegel was van de kaart afgeweekt.
De afzender heeft hem vanuit Tholen verstuurd aan mijn
toen dertienjarige zus Jansje. Alleen die naam, geen verder
adres, en de plaatsnaam Ouddorp erop. De kaart werd dan
gewoon op het goede adres bezorgd, want de postbodes
kenden toen immers iedereen op het dorp. Ik vroeg mij
af wanneer men ooit is begonnen met het verzenden van
kerst- en nieuwjaarskaarten. In elk geval moet al voor de
oorlog zijn geweest, want ik vond in het album nog meer
zulke kaarten. Een vriendje van mij ontving in die tijd
prachtige gekleurde kaarten van familie uit Amerika.
Een ander onderwerp dat ik hier aan de orde wil is al in de
vorige Nehalennia aangekondigd, namelijk de zogenaamde
zeispreuken. Dat zijn spreuken van het type Alles met mate
zei de kleermaker, en hij sloeg zijn vrouw met de ellestok.
Onlangs kwam ik in mijn collectie een klein boekje tegen
uit 1965. Het had de titel Allemaal mensen en dr. C Kruijs-
kamp had het geschreven. Het boekje bevat ruim 900 van
dit soort spreuken is voorzien van een inleiding, waarin de
schrijver uitlegt wat de kenmerken ervan zijn. Nu is niet
elke spreuk waarin het woord zei voorkomt een zoge
naamde zeispreuk. Die moet aan de volgende voorwaar
den voldoen: hij bestaat uit drie delen. Eerst een bewering,
dan degene die het zegt en vervolgens een beschrijving
van de situatie waarin de bewering geplaatst moet worden.
Enkele voorbeelden uit het boekje van
Kruijskamp:
Ik ga eens zien of mijn familie slaapt,
zei de boer, en hij keek in het varkens
kot
Ik ben van hoge geboorte, zei Henk, en
hij was op zolder geboren.
Weer een zieltje erbij, zei de pastoor,
toen er een hond de kerk binnen liep.
't Is erg, zei Tinus, en hij was acht
dagen getrouwd.
Kruijskamp: 'Zeispreuken hebben
het karakter van anekdoten waarin
het gezegde in de mond wordt gelegd
van een persoon die het als rechtvaar
diging van een door hem gepleegde
handeling of als commentaar bij een
situatie gebruikt. Onder zei
spreuken zou ik dan in 't algemeen
alle spreekwoorden willen verstaan
die de vorm hebben van een citaat.'
(7li euwjc
t
Gelukkig Nieuwjaar