m Dat Zeeusche Nachtegaels zijn schorre-water-Euyen, Die, met verroeste keel, maer roepen worck, kick, kick, Een queecksel van den drec, gebroet door slijm en slick. Ick segge nu, ick seg, dat rechte Nachtegalen Meest alle vogels fluyt weet lustich nae te talen Meer als een domme Puyt, die in den modder-poel Geduerich leyt en broet, en vroet by vuyl gewoel. Com, Zeeusche Nachtegael, gaet nu in my ontsluyten Mijn sinnen en verstant, van binnen en van buyten, En brengt in mijn een geest, com stouwt my nu wat aen Met consten-rijck verstant, en reden-rijck vermaen; Het geen ick nu bemin, althans niet can berecken, Dat moet ic, en ic salt, door cunst te voor-schijn trecken, En sien of ick mijn lief can trecken soet en goet, Gelijckse gaet en staet, juyst soose wesen moet. Dan volgt er een lofzang op de schilderkunst die, hoewel een bonte verzameling van al de bekende gemeenplaatsen die de kennis en belezenheid van Adriaen moeten illustreren, op een mooie manier onder woorden is gebracht, zeker als je bedenkt dat Adriaen hier debuteert. In het begin ligt het accent duidelijk op de erotische aspecten van de schilderkunst, die de afwezige geliefde aanwezig kan stellen, amoureuze verlangens wekt en, net als de liefde, via de ogen haar gang gaat: De oog is noyt vervult, 'tgewens is noyt versaet. Soo lang men met de cunst en min-sucht omme-gaet. Ick soeck de cunst om gunst, om dat ic sou ter degen Mijn lief haer sin en min tot mywaerts mocht bewegen. Ick vind' my noch alleen; mijn lief die leyt en slaept Terwijl ic spreeck en speel, en 't Nachtegaeltje gaept. Ick laet mijn lief in stadt, ic blijf hier buyten dolen, Ick mael, en dray, en keer, by nae gelijc een molen. Ick deyse weer terug, ic laet den Nachtegael Vertellen mijne clacht in Zeeusche minnaers tael. Ick spreeck weer van de cunst, op veelderley manieren, Op veelderley fatsoen, van menschen, en van dieren, Van wat sich roert en buygt, en schijn en schaduw geeft, Dat wert door Schilder-const verthoont als of het leeft. De schilderkunst beeldt het leven uit en dat is ook het nut er van en dit nut bezingt hij vervolgens om tenslotte vast te stellen dat de 'Schilder-const' ouder is dan de 'Letter-const', waarmee het schrift en de drukkunst wordt bedoeld. Dat brengt Adriaen bij de poëzie en het nut er Caracters zijn gemaect, en door de cunst gevonden: De Letter-const die wert van Schilder-const gebonden, Geslingert, en gevlecht, getrocken, en geswiert, Wanneer de Schilder-const ten deele wert geviert. De nutte Letter-const doet nimmermeer vergheten, Sy voet het groot verstant der constigher Poëten, Een lofzang op de dichtkunst volgt: 'Een goet geleert Poëet can hoogh' en diepe dingen/Op dun en teer pampier in-drucken en uyt-dringen,/Soo vast gelijck een muer, soo claer als diamant/Wert helden-lof en cunst door Poësy geplant'. Maar wat belangrijker is: Adriaen doet vervolgens iets anders en vanuit zijn standpunt is dat zeer begrijpelijk. Wedijver was in de Renaissance een zeer belangrijk element, een spel en een kunst op zich. Een goede kunstenaar imiteerde niet de Oudheid, maar concurreerde met die antieke kunstenaars. Een goede dichter stak Orpheus naar de kroon en zo was er ook een voortdurende strijd tussen de literatuur en de visuele kunst. En Adriaen komt nu met een uitnodiging tot samengaan van schilderkunst, die het lichaam is van de poëzie, en dichtkunst, die de geest en de ziel is van de schilderkunst. Beiden stelt hij als twee maagden voor: 16 Det^bt"cïn'n'CM1Crtdanfma«c"fi"a«: 2 Itmr-ttM/l Jtrmfuhvnr Tttfii u Jen ihtefl rmlt tul vnSilnUtr- SthiUtr-tmi 'ihtlnum v.m Oi De nutte fe) Lctter-coufl doet nimmermeer vergheten, Sy voet helgroot verftant der conftigher Poëten, Terwijlhaerhoogverftaritiöclimt,enfwicrt,en(wecfr Terwijl de geeft, de hanr.% pen tefchrijvcn geeft1 Ten ware door de pen, men lbude noyt eens weten Wie dat voor onfen tijt de wcerelt heeft gclleten Waerom dry-dobbel lof de pennemoet ontfaen Om datfy eer, en meer, bevrijt voor 'tonder-gaen. Een goet geleert Toett can hoogh' en diepe dingen Op dun en teer pampier in-druckcn en uyt-dringen, Soo vaft gelijck een muer, foo claer als diamant' Wert helden-lof en cunft door Po$>gcplant. O lof, 7'Ktfcbt nuifbtGoddinne van verltandcn Wleiflcrdijnsgelijck ey biet toch nu de handen Aen clichaem van dijn geelt, vereent met uwen aert Vereent met WUtr-anSt, vcrdubbeleert en Ue cene Mucb, wijlt aen, en d'andet geeft de tcden de eenc wil, loo doet de gene mede Is d'eene heel bedruckt, de ander is bedroeft a Sc,brcck. de ander met behoeft. ^T^n'a^bbtoc^fy'bram^cm^cóelenj ™t enitvarr, Haet aengenaem gelicht sy Sy wilt, en wert gewilt, fy lacht, en weent,en lo<5t, Sy foed,en wert gefochtfy malt,en wert bejoct, Sy ftaet,en wert bcgaenfy wijft,cn wert geweien, Sy f\viert,al fitfe Uilfy pnj ft,en wert gcprelën, Sy dreygt,en nimmer flact, fy fchreyt,en noyt en fuchc, Sy blindt,en heeft geé glans, fy blaeft.en geeft geé lucht, Sy ri j <51,en heeft geé reuc, (y groeytals bloem encruydcn, Sy bint memory vaft, van gilleren vanhuyden, Sy fpreedt al metter hant, ly laet de nijdfche lien Door goede Schildery haer eyghen feylen ficn. Hier is den rechten aert van twee, die door haer beyden Metdencken, en met doen, haer wetenfehap vcrlpreydenj Hier iffer twee vol geeft, en bcy gelijck vol kunft, En bey gelijck van fin}en bey gelijck van gunft. (den, Waer vintmen haers gelijc waer vintmen fulckemaech- Die willen ende doen, al wat haer oyt behaechdcn Waer vintmen fulckcn paer, die menich vromen helt Door Pen en los Penceel haer daden foo vermeit? Waer vintmen fulcken pacr.fo grootfich van vermeugen Al wat vergeten Tchijntï allijckewel doen heugen Waer vintmen die uyt niet gaen tcclen wat een mens Verqui<5t,verluft, vcrlicht.nae wil,en winft.en wens Waerom wert Sinnc-cunftfou yder mogen vragen, Iuyft boven ander cunft foo hooghe voor-gedragen ,j Ick leg om dat den geeft daer (onderling in fpeelt; t Men vintgeen dergeit jek, foo fin-rijd^mccgedeclt. Dacr is verlcheyden cunft die wcerdich is te loven, Die juyft niet om een houck en fullen zijn gefchoven, Maer weerdich zijn geheugt/en wcerdich dient geacht Van die, die geen onthou behoeven in haer machr. jhOrrtmnfl'n De kernpassage uit de 'Zeeusche mey-clacht' waarin Adriaen van de Vennes kunstopvatting en artistieke praktijk naar voren komt: het samengaan van woord en beeld (Zeeuwse Bibliotheek Beeldbank).

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2014 | | pagina 18